Spaans

Uitgebreide vertaling voor futuro (Spaans) in het Nederlands

futuro:

futuro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el futuro (destino)
    de toekomst; het voorland; de toekomsten

futuro bijvoeglijk naamwoord

  1. futuro (venidero; próximo; propuesto; entrante; intencionado)
    toekomstig; aankomend; toekomend; toekomstige; aanstaand

Vertaal Matrix voor futuro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toekomst destino; futuro perspectiva
toekomsten destino; futuro
voorland destino; futuro
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankomend entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero
aanstaand entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero
toekomend entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero
toekomstig entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toekomstige entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero

Verwante woorden van "futuro":

  • futura, futuras, futuros

Synoniemen voor "futuro":


Wiktionary: futuro

futuro
noun
  1. taalkunde|nld begrip uit de grammatica, dat een handeling zich in de toekomst gaat afspelen
  2. de tijd die komen gaat
adjective
  1. van de tijd die komen gaat

Cross Translation:
FromToVia
futuro toekomst future — the time ahead
futuro toekomstig future — Having to do with or occurring in the future
futuro toekomende tijd; onvoltooid toekomstige tijd future tense — time form of a verb
futuro later nachmaligschriftsprachlich, veraltend: baldig nach einer nicht genau bestimmbaren Zeit beginnend, eintretend, sich ereignend, erfolgend, geschehend
futuro toekomst; toekomende tijd; verschiet avenirfutur, ce qui devoir arriver.

Verwante vertalingen van futuro