Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal galopa

Vertaal galopa van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. galopa:
  2. galopar:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor galopa (Spaans) in het Nederlands

galopa:

galopa [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el galopa (galopada; galop; galope)
    de galoppade
  2. el galopa (carrera larga a galope; galope; galopada; galop)
    de galop; snelle gang
    • galop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • snelle gang [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor galopa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
galop carrera larga a galope; galop; galopa; galopada; galope carrera larga a galope; galop; galope
galoppade galop; galopa; galopada; galope
snelle gang carrera larga a galope; galop; galopa; galopada; galope

galopar:

galopar werkwoord

  1. galopar
    rennen; racen; hollen
    • rennen werkwoord (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • racen werkwoord (race, racet, racete, raceten, geracet)
    • hollen werkwoord (hol, holt, holde, holden, gehold)
  2. galopar (ir a galope)
    galopperen
    • galopperen werkwoord (galoppeer, galoppeert, galoppeerde, galoppeerden, gegaloppeerd)
  3. galopar (correr rapidamente)
    hard rennen; pezen; sprinten; hollen; draven
    • hard rennen werkwoord
    • pezen werkwoord (pees, peest, peesde, peesden, gepeesd)
    • sprinten werkwoord (sprint, sprintte, sprintten, gesprint)
    • hollen werkwoord (hol, holt, holde, holden, gehold)
    • draven werkwoord (draaf, draaft, draafde, draafden, gedraafd)

Conjugations for galopar:

presente
  1. galopo
  2. galopas
  3. galopa
  4. galopamos
  5. galopáis
  6. galopan
imperfecto
  1. galopaba
  2. galopabas
  3. galopaba
  4. galopábamos
  5. galopabais
  6. galopaban
indefinido
  1. galopé
  2. galopaste
  3. galopó
  4. galopamos
  5. galopasteis
  6. galoparon
fut. de ind.
  1. galoparé
  2. galoparás
  3. galopará
  4. galoparemos
  5. galoparéis
  6. galoparán
condic.
  1. galoparía
  2. galoparías
  3. galoparía
  4. galoparíamos
  5. galoparíais
  6. galoparían
pres. de subj.
  1. que galope
  2. que galopes
  3. que galope
  4. que galopemos
  5. que galopéis
  6. que galopen
imp. de subj.
  1. que galopara
  2. que galoparas
  3. que galopara
  4. que galopáramos
  5. que galoparais
  6. que galoparan
miscelánea
  1. ¡galopa!
  2. ¡galopad!
  3. ¡no galopes!
  4. ¡no galopéis!
  5. galopado
  6. galopando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor galopar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draven carrera; galopada; trote
hollen correr
rennen carrera; correr
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draven correr rapidamente; galopar
galopperen galopar; ir a galope
hard rennen correr rapidamente; galopar
hollen correr rapidamente; galopar
pezen correr rapidamente; galopar bregar; deslomar a una persona; desriñonar a una persona; hacer trabajar con exceso; matarse trabajando; trabajar como un negro; trabajar duro; trajinar
racen galopar correr con motocicleta
rennen galopar acelerar; apresurarse; aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta; correr; correr velozmente; dar prisa; darse prisa; galopear; ir al galope; ir al trote; ir corriendo; meter prisa; sprintar; trotar
sprinten correr rapidamente; galopar

Synoniemen voor "galopar":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0381 seconde
Page rendered in 1.0 seconds