Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal informes

Vertaal informes van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. informes:
  2. informar:
  3. informarse:
  4. informe:
  5. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor informes (Spaans) in het Nederlands

informes:

informes [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el informes (recomendación; referencia)
    de aanbeveling; de recommandatie; de referentie; de aanprijzing

informes

  1. informes (Comentarios; Enviar comentarios)
    Feedback; Feedback geven

Vertaal Matrix voor informes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbeveling informes; recomendación; referencia recomendación internacional
aanprijzing informes; recomendación; referencia
recommandatie informes; recomendación; referencia
referentie informes; recomendación; referencia informe; juez de campo; recomendación; referencia; árbitro
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Feedback Comentarios; Enviar comentarios; informes
Feedback geven Comentarios; Enviar comentarios; informes

Verwante woorden van "informes":


Synoniemen voor "informes":


informar:

informar werkwoord

  1. informar (reportar; declarar; notificar; )
    melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen
    • melden werkwoord (meld, meldt, meldde, meldden, gemeld)
    • berichten werkwoord (bericht, berichtte, berichtten, bericht)
    • meedelen werkwoord (deel mee, deelt mee, deelde mee, deelden mee, meegedeeld)
    • rapporteren werkwoord (rapporteer, rapporteert, rapporteerde, rapporteerden, gerapporteerd)
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • verslag uitbrengen werkwoord (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
  2. informar (dar informes; hablar; hacer saber; )
    informeren; kennisgeven van; zeggen; bewust maken
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • kennisgeven van werkwoord
    • zeggen werkwoord (zeg, zeg/zegt, zegt, zei, zeiden, gezegd)
    • bewust maken werkwoord (maak bewust, maakt bewust, maakte bewust, maakten bewust, bewust gemaakt)
  3. informar (hacer saber; decir; avisar; )
    informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • verwittigen werkwoord (verwittig, verwittigt, verwittigde, verwittigden, verwittigd)
    • waarschuwen werkwoord (waarschuw, waarschuwt, waarschuwde, waarschuwden, gewaarschuwd)
    • van iets in kennis stellen werkwoord (stel van iets in kennis, stelt van iets in kennis, stelde van iets in kennis, stelden van iets in kennis, van iets in kennis gesteld)
    • tippen werkwoord (tip, tipt, tipte, tipten, getipt)
    • inlichten werkwoord (licht in, lichtte in, lichtten in, ingelicht)
  4. informar (reportar; poner en conocimiento; comunicar; )
    berichten; iets melden
  5. informar (advertir; llamar la atención sobre; hacer referencia; dar informes; informar acerca de)
    attenderen; wijzen
    • attenderen werkwoord (attendeer, attendeert, attendeerde, attendeerden, geattendeerd)
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)

Conjugations for informar:

presente
  1. informo
  2. informas
  3. informa
  4. informamos
  5. informáis
  6. informan
imperfecto
  1. informaba
  2. informabas
  3. informaba
  4. informábamos
  5. informabais
  6. informaban
indefinido
  1. informé
  2. informaste
  3. informó
  4. informamos
  5. informasteis
  6. informaron
fut. de ind.
  1. informaré
  2. informarás
  3. informará
  4. informaremos
  5. informaréis
  6. informarán
condic.
  1. informaría
  2. informarías
  3. informaría
  4. informaríamos
  5. informaríais
  6. informarían
pres. de subj.
  1. que informe
  2. que informes
  3. que informe
  4. que informemos
  5. que informéis
  6. que informen
imp. de subj.
  1. que informara
  2. que informaras
  3. que informara
  4. que informáramos
  5. que informarais
  6. que informaran
miscelánea
  1. ¡informa!
  2. ¡informad!
  3. ¡no informes!
  4. ¡no informéis!
  5. informado
  6. informando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor informar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berichten mensajería; mensajes
informeren aviso; circular; información; notificación
melden declaración; información
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attenderen advertir; dar informes; hacer referencia; informar; informar acerca de; llamar la atención sobre
berichten comentar sobre; comunicar; dar informes; dar informes sobre; declarar; hacer saber; informar; informar de; notificar; poner al día; poner al tanto; poner en conocimiento; presentar un informe; rendir informe; reportar; reportear
bewust maken advertir; comunicar; dar informes; hablar; hacer saber; informar; parlar
iets melden comunicar; dar informes; dar informes sobre; hacer saber; informar; poner al día; poner al tanto; poner en conocimiento; presentar un informe; reportar; reportear
informeren advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comentar sobre; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; declarar; hablar; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; notificar; parlar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; rendir informe; reportar; reportear averiguar; informarse
inlichten advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear dar clases; educar; enseñar; instruir
kennisgeven van advertir; comunicar; dar informes; hablar; hacer saber; informar; parlar
meedelen comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar
melden comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar
op de hoogte brengen advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear
rapporteren comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar
tippen advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear mencionar de paso; ponerle visto a
van iets in kennis stellen advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear
verslag uitbrengen comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar
verwittigen advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear
waarschuwen advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear amonestar; criticar; declarar hereje; enviar alerta; reconvenir; regañar; reprender; reprobar; señalar; vituperar
wijzen advertir; dar informes; hacer referencia; informar; informar acerca de; llamar la atención sobre localizar un sitio para bombardear
zeggen advertir; comunicar; dar informes; hablar; hacer saber; informar; parlar contar; exponer; narrar; poner sobre el tapete; sacar a relucir

Synoniemen voor "informar":


Wiktionary: informar

informar
verb
  1. inlichten
  2. doen vernemen
  3. het uitbrengen van een verslag of rapport
  4. ~ van iemand ergens van op de hoogte brengen
Cross Translation:
FromToVia
• informar → inlichten ↔ apprise — to notify
• informar → berichten; rapporteren ↔ report — to relate details of
• informar → verwittigen ↔ benachrichtigen — (transitiv) jemanden von etwas in Kenntnis setzen, jemandem eine Nachricht zukommen lassen
• informar → berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten ↔ informer — instruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose.
• informar → berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten ↔ renseigner — Donner des renseignements. (Sens général).

informes vorm van informarse:

informarse werkwoord

  1. informarse (averiguar)
    informeren; navragen; navraag doen
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • navragen werkwoord (vraag na, vraagt na, vroeg na, vroegen na, nagevraagd)
    • navraag doen werkwoord
  2. informarse (enterarse)
    poolshoogte nemen
  3. informarse (preguntar; averiguar)
    inwinnen; trachten te krijgen

Conjugations for informarse:

presente
  1. me informo
  2. te informas
  3. se informa
  4. nos informamos
  5. os informáis
  6. se informan
imperfecto
  1. me informaba
  2. te informabas
  3. se informaba
  4. nos informábamos
  5. os informabais
  6. se informaban
indefinido
  1. me informé
  2. te informaste
  3. se informó
  4. nos informamos
  5. os informasteis
  6. se informaron
fut. de ind.
  1. me informaré
  2. te informarás
  3. se informará
  4. nos informaremos
  5. os informaréis
  6. se informarán
condic.
  1. me informaría
  2. te informarías
  3. se informaría
  4. nos informaríamos
  5. os informaríais
  6. se informarían
pres. de subj.
  1. que me informe
  2. que te informes
  3. que se informe
  4. que nos informemos
  5. que os informéis
  6. que se informen
imp. de subj.
  1. que me informara
  2. que te informaras
  3. que se informara
  4. que nos informáramos
  5. que os informarais
  6. que se informaran
miscelánea
  1. ¡infórmate!
  2. ¡informaos!
  3. ¡no te informes!
  4. ¡no os informéis!
  5. informado
  6. informándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor informarse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
informeren aviso; circular; información; notificación
inwinnen pedir
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
informeren averiguar; informarse advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comentar sobre; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; declarar; hablar; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; notificar; parlar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; rendir informe; reportar; reportear
inwinnen averiguar; informarse; preguntar
navraag doen averiguar; informarse
navragen averiguar; informarse averiguar; sondeo
poolshoogte nemen enterarse; informarse
trachten te krijgen averiguar; informarse; preguntar

informe:

informe [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el informe (redacción)
    het verslag; de scriptie; het opstel
    • verslag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • scriptie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opstel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el informe (mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario)
    het tijdschrift; de periodiek; het magazine; het maandblad; het blad; het weekblad; de tijdspiegel; het bericht
  3. el informe (noticia)
    het nieuws; het journaal
    • nieuws [het ~] zelfstandig naamwoord
    • journaal [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. el informe (anuncio; aviso; noticia; )
    de mededeling; de kennisgeving; de verwittiging; de convocatie
  5. el informe (relación; versión)
    het referaat; het verslag; het bericht
    • referaat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verslag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bericht [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. el informe (transferencia de conocimientos; información; orientación; )
    de kennisoverdracht; de informatie
  7. el informe (anuncio; notificación; aviso; )
    de aankondiging; het bericht; de melding
  8. el informe (demanda)
    de navraag
    • navraag [de ~] zelfstandig naamwoord
  9. el informe (anuncio; notificación; información; )
    de toelichting; het statement; de mededeling; de verklaring; de declaratie; de bevestiging; de aangifte; de bewering; de opheldering; de uitlegging
  10. el informe (articulación; pronunciación; declaración; )
    de uitspraak; het uitspreken
  11. el informe (proclamación; anuncio; noticia; comunicado)
    de bekendmaking; de proclamatie; de melding; de aankondiging; de kennisgeving; de afkondiging; de verkondiging; de mededeling
  12. el informe (referencia; árbitro; juez de campo)
    de referentie; de verwijzing
  13. el informe
    het verslag
    • verslag [het ~] zelfstandig naamwoord
  14. el informe
    het rapport
    • rapport [het ~] zelfstandig naamwoord

informe bijvoeglijk naamwoord

  1. informe (amorfo)
    vormloos; ongevormd

Vertaal Matrix voor informe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangifte anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación atestado; declaración; denuncia; denunciación
aankondiging anuncio; aviso; comunicación; comunicado; información; informe; mención; noticia; notificación; proclamación; referencia anuncio
afkondiging anuncio; comunicado; informe; noticia; proclamación acuerdo; anuncio; aparición; aviso; comparecencia; decisión; declaración; decreto; determinación; manifestación; medida; notificación; proclamación; promulgación; publicación; resolución; revelación
bekendmaking anuncio; comunicado; informe; noticia; proclamación anuncio público; aparición; aviso; comparecencia; comunicación; declaración; información; manifestación; noticia; notificación; proclamación; promulgación; publicación; revelación
bericht anuncio; aviso; comunicación; información; informe; mención; mensuario; notificación; referencia; relación; revista mensual; revista semanal; semanario; versión artículo; aviso; comunicación; documento; elemento para exponer; información; mensaje; noticia; notificación; publicación
bevestiging anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación ACK; afirmación; autorización; confirmación; consolidación; fijación; ratificación; sujeción
bewering anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación actitud; afirmación; aserción; aserto; aseveración; posición; proposición; teorema; teoría; tesis; toma de posición
blad informe; mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario altiplano; bandeja; hoja; hoja de cálculo; meseta; revista
convocatie anuncio; aviso; comunicado; informe; noticia; proclamación; publicación; revelación aviso; comunicación; convocatoria; evocación; información; llamamiento; notificación
declaratie anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación atestado; declaración; denuncia; denunciación; nota por gastos
het uitspreken afirmación; anuncio; articulación; aseveración; certificación; certificado; comunicación; declaración; declaración de testigo; explicación; exposición; expresión; fallo; frase; información; informe; juicio; laudo; manifestación; mención; noticia; observación; opinión; pronunciación; referencia; sentencia; testimonio; veredicto
informatie aclaración; dato; dilucidación; esclarecimiento; explicación; ilustración; información; informe; orientación; transferencia de conocimientos aviso; comunicación; informaciones; información; notificación
journaal informe; noticia diario; libro diario; noticiario; telediario
kennisgeving anuncio; aviso; comunicado; informe; noticia; proclamación; publicación; revelación aviso; circular; comunicación; cédula de notificación; encargo; evocación; información; mandato; notificación; orden; pedido; requerimiento
kennisoverdracht aclaración; dato; dilucidación; esclarecimiento; explicación; ilustración; información; informe; orientación; transferencia de conocimientos
maandblad informe; mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario
magazine informe; mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario programa de television; programa en la tele; telenovela
mededeling anuncio; aviso; comunicación; comunicado; información; informe; mención; noticia; notificación; proclamación; publicación; revelación aviso; comunicación; información; noticia; notificación; publicación
melding anuncio; aviso; comunicación; comunicado; información; informe; mención; noticia; notificación; proclamación; referencia alerta; atestado; aviso; comunicación; declaración; denuncia; denunciación; información; noticia; notificación; publicación
navraag demanda; informe
nieuws informe; noticia boletín; informativo; noticiario; noticias; telediario
opheldering anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación aclaración; articulación; aviso; certificación; comentario; dilucidación; enunciación; esclarecimiento; explicación; exposición; interpretación; motivación; notificación; pronunciación
opstel informe; redacción
periodiek informe; mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario
proclamatie anuncio; comunicado; informe; noticia; proclamación aparición; comparecencia; declaración; manifestación; notificación; proclamación; promulgación; publicación; revelación
rapport informe acta; atestado; comentario; crónica; historia; relación; relato; reportaje
referaat informe; relación; versión
referentie informe; juez de campo; referencia; árbitro informes; recomendación; referencia
scriptie informe; redacción tesina
statement anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación
tijdschrift informe; mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario revista
tijdspiegel informe; mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario
toelichting anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación aclaración; anexo; articulación; aviso; certificación; comentario; dilucidación; empaquetadura; empaste; encierro; enunciación; esclarecimiento; explicación; exposición; interpretación; motivación; notificación; pedido; pronunciación
uitlegging anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación dispersión; expansión; extensión
uitspraak afirmación; anuncio; articulación; aseveración; certificación; certificado; comunicación; declaración; declaración de testigo; explicación; exposición; expresión; fallo; frase; información; informe; juicio; laudo; manifestación; mención; noticia; observación; opinión; pronunciación; referencia; sentencia; testimonio; veredicto acuerdo; articulación; aviso; comunicación; criterio; decisión; fallo; información; juicio; noticia; notificación; opinión; publicación; resolución; sentencia
verklaring anuncio; comunicación; información; informe; mención; noticia; notificación aclaración; acta; articulación; atestado; aviso; certificación; comentario; declaración; declaración de testigo; denuncia; denunciación; dilucidación; enunciación; esclarecimiento; explicación; exposición; interpretación; motivación; notificación; pronunciación; testimonio
verkondiging anuncio; comunicado; informe; noticia; proclamación
verslag informe; redacción; relación; versión comentario; crónica; historia; relación; relato; reportaje
verwijzing informe; juez de campo; referencia; árbitro alusión; ficha de referencia; insinuación; llamada; mención; referencia; registro; volante del médico
verwittiging anuncio; aviso; comunicado; informe; noticia; proclamación; publicación; revelación aviso; comunicación; información; noticia; notificación; publicación
weekblad informe; mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ongevormd amorfo; informe
periodiek periódico
vormloos amorfo; informe

Verwante woorden van "informe":


Synoniemen voor "informe":


Wiktionary: informe

informe
noun
  1. overgebrachte korte communicatie, meestal over een recente gebeurtenis
  2. mededeling van nieuws, gecommuniceerd via de media
  3. een schriftelijk bericht over een gebeurtenis of toestand
  4. bericht over een gebeurtenis of toestand
Cross Translation:
FromToVia
• informe → verslag; nota ↔ Bericht — Text, der einen Sachverhalt oder eine Handlung objektiv schildert
• informe → rapport; verslag ↔ report — information describing events
• informe → verslag; rapport ↔ compte rendu — rapport, exposé, ou relation de certains faits particuliers ou d’une réunion.
• informe → bekendmaking; bericht; kennisgeving; tijding; verwittiging; mare; informatie; inlichting; terechtwijzing ↔ renseignement — indice qui nous aider à connaître certaines choses ou qui nous éclairer sur une personne.

Verwante vertalingen van informes







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1065 seconde
Page rendered in 1.0 seconds