Jolgorio in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

jolgorio:
- feestelijkheid; feestvreugde; vrolijkheid; blijmoedigheid; blijheid; opgewektheid; feestdrukte

Spaans

Uitgebreide vertaling voor jolgorio (Spaans) in het Nederlands

el jolgorio (festividad; jarana; juerga)
de feestelijkheid; de feestvreugde
- feestelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- feestvreugde [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el jolgorio (alegría; gozo; buen humor; gusto; placer; animación; hilaridad; genio festivo; contento; optimismo; diversión; júbilo; euforia; vivacidad; jovialidad)
de vrolijkheid; de blijmoedigheid; de blijheid; de opgewektheid
- vrolijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- blijmoedigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- blijheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- opgewektheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el jolgorio (festividad; juerga; jarana)
feestdrukte
- feestdrukte [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blijheid	alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad
blijmoedigheid	alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad
feestdrukte	festividad; jarana; jolgorio; juerga
feestelijkheid	festividad; jarana; jolgorio; juerga	celebración; ceremonia; festejo; festividad; fiesta; guateque
feestvreugde	festividad; jarana; jolgorio; juerga
opgewektheid	alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad	agilidad; buen humor; viveza
vrolijkheid	alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad	agilidad; alborozo; alegría; animación; gusto; viveza

bacanal; francachela; festín; holgorio; orgía; juerga; saturnal; desenfreno; desmadre
baraúnda; batahola; jaleo; ruido; barahúnda; confusión; desorden; algarabía; jarana; bulla; bullicio; follón; griterío; alboroto; escándalo; guirigay; tiberio; tumulto; estruendo
bureo; entretenimiento; diversión; distracción; esparcimiento; baile; bullanga; fiesta; farra
gresca
lío; barullo; pendencia; altercado; riña; trifulca; algazara; cachondeo; parranda
jollín
marcha; carrete
zambra; vacilón
zarabanda