Spaans

Uitgebreide vertaling voor levantarse (Spaans) in het Nederlands

levantarse:

levantarse werkwoord

  1. levantarse (emerger; subir; llegar arriba; )
    omhoogkomen; bovenkomen
    • omhoogkomen werkwoord (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • bovenkomen werkwoord (kom boven, komt boven, kwam boven, kwamen boven, bovengekomen)
  2. levantarse (alzarse; hacerse; subir; )
    oprijzen; rijzen
    • oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen werkwoord (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
  3. levantarse (ascender; despegar; subir; )
    opstijgen; omhoogkomen; opvliegen
    • opstijgen werkwoord (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
    • omhoogkomen werkwoord (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • opvliegen werkwoord (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)
  4. levantarse (incorporarse)
    overeind komen
    • overeind komen werkwoord (kom overeind, komt overeind, kwam overeind, kwamen overeind, overeind gekomen)
  5. levantarse (emerger; aparecer; surgir; resucitar; erguirse)
    opdoemen; verrijzen
    • opdoemen werkwoord (doem op, doemt op, doemde op, doemden op, opgedoemd)
    • verrijzen werkwoord (verrijs, verrijst, verrees, verrezen, verrezen)
  6. levantarse (descender; bajar; escapar; )
    er vandoor gaan; er tussenuit knijpen
    • er vandoor gaan werkwoord (ga er vandoor, gaat er vandoor, ging er vandoor, gingen er vandoor, er vandoor gegaan)
    • er tussenuit knijpen werkwoord (knijp er tussenuit, knijpt er tussenuit, kneep er tussenuit, knepen er tussenuit, tussenuit geknepen)
  7. levantarse (alzar; escalar; alzarse; )
    oprijzen; rijzen; omhoogrijzen
    • oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen werkwoord (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
    • omhoogrijzen werkwoord (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)
  8. levantarse
    opdwarrelen
    • opdwarrelen werkwoord (dwarrel op, dwarrelt op, dwarrelde op, dwarrelden op, opgedwarreld)

Conjugations for levantarse:

presente
  1. me levanto
  2. te levantas
  3. se levanta
  4. nos levantamos
  5. os levantáis
  6. se levantan
imperfecto
  1. me levantaba
  2. te levantabas
  3. se levantaba
  4. nos levantábamos
  5. os levantabais
  6. se levantaban
indefinido
  1. me levanté
  2. te levantaste
  3. se levantó
  4. nos levantamos
  5. os levantasteis
  6. se levantaron
fut. de ind.
  1. me levantaré
  2. te levantarás
  3. se levantará
  4. nos levantaremos
  5. os levantaréis
  6. se levantarán
condic.
  1. me levantaría
  2. te levantarías
  3. se levantaría
  4. nos levantaríamos
  5. os levantaríais
  6. se levantarían
pres. de subj.
  1. que me levante
  2. que te levantes
  3. que se levante
  4. que nos levantemos
  5. que os levantéis
  6. que se levanten
imp. de subj.
  1. que me levantara
  2. que te levantaras
  3. que se levantara
  4. que nos levantáramos
  5. que os levantarais
  6. que se levantaran
miscelánea
  1. ¡levántate!
  2. ¡levantaos!
  3. ¡no te levantes!
  4. ¡no os levantéis!
  5. levantado
  6. levantándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor levantarse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoogkomen alza; aumento; crecimiento; despegue; incremento
opstijgen alza; aumento; crecimiento; despegue; incremento
opvliegen brincar; encolerizarse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bovenkomen ascender; emerger; incorporarse; levantarse; llegar arriba; subir; surgir
er tussenuit knijpen apearse; bajar; coger las de Villadiego; descender; desembarcarse; eludir; escabullirse; escapar; esfumarse; esquivar; largarse; levantarse; marcharse; poner pies en polvorosa; tomar las de Villadiego
er vandoor gaan apearse; bajar; coger las de Villadiego; descender; desembarcarse; eludir; escabullirse; escapar; esfumarse; esquivar; largarse; levantarse; marcharse; poner pies en polvorosa; tomar las de Villadiego
omhoogkomen alzar; alzar el vuelo; ascender; despegar; echarse a volar; elevarse; emerger; enarcar; incorporarse; levantar; levantar el vuelo; levantarse; levantarse de un salto; llegar arriba; subir; surgir; tirar hacia arriba; tomar velocidad; volarse ponerse de pie
omhoogrijzen alzar; alzarse; elevarse; escalar; inclinarse hacia arriba; levantarse; venir hacia arriba erectar; ponerse de pie
opdoemen aparecer; emerger; erguirse; levantarse; resucitar; surgir
opdwarrelen levantarse
oprijzen acontecer; alzar; alzarse; ascender; convertirse en; dar lugar a; efectuarse; elevarse; emerger; empezar; encontrar; enseñar; erguirse; escalar; fermentar; formarse; hacerse; inclinarse hacia arriba; levantarse; mostrar; mostrarse; ocurrir; pasar; ponerse; presentarse; producirse; resucitar; sacar del agua; subir; suceder; surgir; venir hacia arriba; volverse
opstijgen alzar; alzar el vuelo; ascender; despegar; echarse a volar; elevarse; emerger; enarcar; levantar; levantar el vuelo; levantarse; levantarse de un salto; subir; tirar hacia arriba; tomar velocidad; volarse alzar el vuelo; alzarse; ascender; desencajarse; despegar; echarse a volar; elevarse; escalar; inclinarse hacia arriba; montarse; subir; surgir; venir hacia arriba; volarse
opvliegen alzar; alzar el vuelo; ascender; despegar; echarse a volar; elevarse; emerger; enarcar; levantar; levantar el vuelo; levantarse; levantarse de un salto; subir; tirar hacia arriba; tomar velocidad; volarse arrebatarse; encolerizarse; ir volando; remontar el vuelo
overeind komen incorporarse; levantarse
rijzen acontecer; alzar; alzarse; ascender; convertirse en; dar lugar a; efectuarse; elevarse; emerger; empezar; encontrar; enseñar; erguirse; escalar; fermentar; formarse; hacerse; inclinarse hacia arriba; levantarse; mostrar; mostrarse; ocurrir; pasar; ponerse; presentarse; producirse; resucitar; sacar del agua; subir; suceder; surgir; venir hacia arriba; volverse ascender; erectar; ponerse de pie; subir
verrijzen aparecer; emerger; erguirse; levantarse; resucitar; surgir

Synoniemen voor "levantarse":


Wiktionary: levantarse

levantarse
verb
  1. gaan staan
  2. het bed verlaten
  3. (ergatief) zich verheffen, van de grond komen

Cross Translation:
FromToVia
levantarse opstaan get up — to rise from one's bed
levantarse rijzen; opstijgen rise — To move upwards
levantarse opstaan stand — to rise to one’s feet
levantarse opstaan stand up — rise from a sitting position
levantarse opstaan; overeindkomen aufstehenHilfsverb sein: sich von seinem Sitz erheben
levantarse overeindkomen; opstaan aufstehenHilfsverb sein: sich vom Nachtlager (Bett) erheben
levantarse gaan staan; opstaan; opdagen; opdraven; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen surgir — Traductions à trier suivant le sens
levantarse gaan staan; opstaan; opspringen sursauter — Faire un sursaut, un mouvement brusque en étant surpris.

Verwante vertalingen van levantarse