Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. martes:
  2. marte:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor martes (Spaans) in het Nederlands

martes:

martes [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el martes
    de dinsdag
    • dinsdag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor martes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dinsdag martes

Verwante woorden van "martes":


Wiktionary: martes

martes
noun
  1. een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt

Cross Translation:
FromToVia
martes dinsdag Tuesday — day of the week
martes dinsdag Dienstag — zweiter Wochentag im deutschen Kalender gemäß DIN 1355 (nach christl./jüd. Zählung der 3.); Tag zwischen Montag und Mittwoch
martes dinsdag mardideuxième jour de la semaine. Suit le lundi et précède le mercredi.

martes vorm van marte:

marte [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el marte (turno; ronda; paseo; )
    de tournee; de ronde
    • tournee [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ronde [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor marte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ronde etapa; excursión; marcha; marcha hacia adelante; marte; paseo; ronda; rotación; ruta; trayecto; trip; turno barrio; barrote; calzada; carretera; paso; ronda; trayecto; trayectoria; turno
tournee etapa; excursión; marcha; marcha hacia adelante; marte; paseo; ronda; rotación; ruta; trayecto; trip; turno barrio; barrote; calzada; carretera; excursión; paseo; paso; recorrido; ronda; trayecto; trayectoria; turno

Verwante woorden van "marte":


Verwante vertalingen van martes