Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal mercancías

Vertaal mercancías van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. mercancías:
  2. mercancía:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor mercancías (Spaans) in het Nederlands

mercancías:

mercancías [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la mercancías (comercio; mercado)
    de markt; de handel; de goederenhandel
  2. la mercancías (mercadería)
    de handelswaar; de waren; de goederen; de koopwaar; de waar
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goederen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. la mercancías (comercio; negocio)
    de commercie; de handel
    • commercie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. la mercancías (cosas; trabajos; cositas; )
    de dingen; de spullen; de zaakjes; de zaken; het goedje; de waar
    • dingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • spullen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaakjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goedje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. la mercancías
    de goederen; handelsgoederen; de handelswaar; de koopwaar
  6. la mercancías (artículos)
    de waar; de artikelen; de koopwaar; de voorwerpen
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • artikelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voorwerpen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  7. la mercancías (mercaderías)
    koopmansgoederen
  8. la mercancías (tienda; comercio; negocio)
    de handel; de zaak; het winkelbedrijf; de nering; kleine onderneming; het bedrijf
  9. la mercancías (ajuar; efectos mobiliarios; inventario; )
    de boedel; de inboedel; het huisraad
    • boedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inboedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • huisraad [het ~] zelfstandig naamwoord
  10. la mercancías (cargas)
    de ladingen; de vrachten
    • ladingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • vrachten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  11. la mercancías (posesión; bienes; cosas; )
    de bezitting
  12. la mercancías (manija; empuñadura; palanca; )
    het handvat; de greep; de handel; de hendel; de handgreep
    • handvat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • greep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hendel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mercancías:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artikelen artículos; mercancías
bedrijf comercio; mercancías; negocio; tienda asociación; casa; casa de comercio; compañía; compañía mercantil; cuerpo; empresa; empresa comercial; empresa mercantil; firma; grupo de comércios; negocio; sociedad; sociedad colectiva; vida de la empresa
bezitting bienes; cosas; crédito; dominio; género; masa de la herencia; mercancías; pertinencia; posesión; productos; propiedad
boedel ajuar; cosas; dominio; efectos mobiliarios; inventario; lista de existencias; mercaderías en almacén; mercancías; muebles bienes hereditarios; herencia; legado
commercie comercio; mercancías; negocio
dingen bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercancías; productos; trabajos
goederen mercadería; mercancías artículos de comercio; cosas; crédito; posesiones; productos; propiedad
goederenhandel comercio; mercado; mercancías
goedje bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercancías; productos; trabajos chismes; cosa; material; substancia
greep acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; empuñadora; empuñadura; manija; manivela; mercancías; oreja; palanca; taburete; tirador agarrar; asidero; coger; mango; tomar
handel acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; comercio; empuñadora; empuñadura; manija; manivela; mercado; mercancías; negocio; oreja; palanca; taburete; tienda; tirador artículo de comercio; comercio; género; hacer negocios; mercadería; mercancía; negociar; negocio; negocios
handelsgoederen mercancías
handelswaar mercadería; mercancías comercio; mercancía; negocios
handgreep acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; empuñadora; empuñadura; manija; manivela; mercancías; oreja; palanca; taburete; tirador
handvat acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; empuñadora; empuñadura; manija; manivela; mercancías; oreja; palanca; taburete; tirador
hendel acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; empuñadora; empuñadura; manija; manivela; mercancías; oreja; palanca; taburete; tirador aldaba; pestillo; picaporte; pomo; tirador
huisraad ajuar; cosas; dominio; efectos mobiliarios; inventario; lista de existencias; mercaderías en almacén; mercancías; muebles
inboedel ajuar; cosas; dominio; efectos mobiliarios; inventario; lista de existencias; mercaderías en almacén; mercancías; muebles
kleine onderneming comercio; mercancías; negocio; tienda
koopmansgoederen mercaderías; mercancías
koopwaar artículos; mercadería; mercancías comercio; mercancía; negocios
ladingen cargas; mercancías
markt comercio; mercado; mercancías mercado
nering comercio; mercancías; negocio; tienda comercio; hacer negocios; mercancía; negociar; negocios
spullen bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercancías; productos; trabajos
voorwerpen artículos; mercancías
vrachten cargas; mercancías
waar artículos; bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercadería; mercancías; productos; trabajos comercio; mercancía; negocios
waren mercadería; mercancías
winkelbedrijf comercio; mercancías; negocio; tienda
zaak comercio; mercancías; negocio; tienda acuerdo; artículo; asunto; bien; casa de comercio; casa mercantil; caso; comercio; cosa; cuestión; empresa; empresa comercial; negocio; objeto; operación comercial; transacción
zaakjes bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercancías; productos; trabajos
zaken bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercancías; productos; trabajos asuntos; cuestiones
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dingen regatear
waren deambular; estar tirado; rodar
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
waar auténtico; calculador; ciertamente; de veras; de verdad; efectivamente; efectivo; genuino; precisamente; verdaderamente; verdadero
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
greep controlador; manipulador
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
waar dónde

Verwante woorden van "mercancías":


Synoniemen voor "mercancías":


mercancía:

mercancía [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la mercancía (comercio; negocios)
    de handelswaar; de koopwaar; de nering; de koophandel; de handel; de waar; de klandizie
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • nering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • koophandel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klandizie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. la mercancía (asignatura; artesanía; profesión; )
    het ambacht; de stiel; métier; het vak
    • ambacht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • métier [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vak [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. la mercancía (comercio; negocio; género; mercadería; artículo de comercio)
    de koophandel; de negotie; het handelsverkeer; de handel
  4. la mercancía (fabricación; producto; producción; manufactura; hechura)
    de makelij
    • makelij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. la mercancía (cargamento; flete; estiba; )
    het vrachtgoed
  6. la mercancía
    basisproduct

Vertaal Matrix voor mercancía:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambacht actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo actividad; cargo; empleo; obra; trabajo
handel artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio; negocios acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; comercio; empuñadora; empuñadura; hacer negocios; manija; manivela; mercado; mercancías; negociar; negocio; oreja; palanca; taburete; tienda; tirador
handelsverkeer artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio hacer negocios; intercambio comercial; negociar
handelswaar comercio; mercancía; negocios mercadería; mercancías
klandizie comercio; mercancía; negocios clientela; clientes; círculo de clientes
koophandel artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio; negocios hacer negocios; negociar
koopwaar comercio; mercancía; negocios artículos; mercadería; mercancías
makelij fabricación; hechura; manufactura; mercancía; producción; producto
métier actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo
negotie artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio
nering comercio; mercancía; negocios comercio; hacer negocios; mercancías; negociar; negocio; tienda
stiel actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo
vak actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo actividad; cargo; congelador de la nevera; empleo; obra; profesión; trabajo
vrachtgoed camionada; carga; cargamento; cargo; estiba; flete; gravamen; imputación; lastre; mercancía; peso; porte
waar comercio; mercancía; negocios artículos; bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercadería; mercancías; productos; trabajos
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
waar auténtico; calculador; ciertamente; de veras; de verdad; efectivamente; efectivo; genuino; precisamente; verdaderamente; verdadero
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
basisproduct mercancía
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
basisproduct producto básico
waar dónde

Verwante woorden van "mercancía":


Synoniemen voor "mercancía":


Wiktionary: mercancía

mercancía
noun
  1. goederen die een koopman wilt verkopen
Cross Translation:
FromToVia
• mercancía → waar ↔ Ware — durch Handel oder Tausch erwerbbares Gut
• mercancía → waar; handelswaar ↔ denrée — Tout ce qui se vendre pour la nourriture des hommes ou des animaux, marchandise.
• mercancía → waar; handelswaar; koopwaar ↔ marchandise — Ce qui se vendre, se débiter, soit en gros, soit en détail, dans les boutiques, magasins, foires, marchés, etc.
• mercancía → ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste ↔ produit — résultat créatif de l’activité humaine.

Verwante vertalingen van mercancías







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0981 seconde
Page rendered in 1.0 seconds