Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. narrar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor narrar (Spaans) in het Nederlands

narrar:

narrar werkwoord

  1. narrar (contar; exponer)
    zeggen; vertellen; uiteenzetten; verhalen; mededelen
    • zeggen werkwoord (zeg, zeg/zegt, zegt, zei, zeiden, gezegd)
    • vertellen werkwoord (vertel, vertelt, vertelde, vertelden, verteld)
    • uiteenzetten werkwoord (zet uiteen, zette uiteen, zetten uiteen, uiteengezet)
    • verhalen werkwoord (verhaal, verhaalt, verhaalde, verhaalden, verhaald)
    • mededelen werkwoord (deel mede, deelt mede, deelde mede, deelden mede, medegedeeld)
    beschrijven
    – precies vertellen hoe het eruitziet of hoe het ging 1
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
      • de nieuwslezer beschreef de gebeurtenissen1
  2. narrar (contar)
    vertellen; verhalen; verhaal vertellen

Conjugations for narrar:

presente
  1. narro
  2. narras
  3. narra
  4. narramos
  5. narráis
  6. narran
imperfecto
  1. narraba
  2. narrabas
  3. narraba
  4. narrábamos
  5. narrabais
  6. narraban
indefinido
  1. narré
  2. narraste
  3. narró
  4. narramos
  5. narrasteis
  6. narraron
fut. de ind.
  1. narraré
  2. narrarás
  3. narrará
  4. narraremos
  5. narraréis
  6. narrarán
condic.
  1. narraría
  2. narrarías
  3. narraría
  4. narraríamos
  5. narraríais
  6. narrarían
pres. de subj.
  1. que narre
  2. que narres
  3. que narre
  4. que narremos
  5. que narréis
  6. que narren
imp. de subj.
  1. que narrara
  2. que narraras
  3. que narrara
  4. que narráramos
  5. que narrarais
  6. que narraran
miscelánea
  1. ¡narra!
  2. ¡narrad!
  3. ¡no narres!
  4. ¡no narréis!
  5. narrado
  6. narrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor narrar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschrijven contar; exponer; narrar definir; describir; detallar; escribir en; explicar; expresar; hacer un boceto; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir
mededelen contar; exponer; narrar
uiteenzetten contar; exponer; narrar aclarar; aclararse; apartar; certificar; declarar; desdoblar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; explicarse mejor; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro
verhaal vertellen contar; narrar
verhalen contar; exponer; narrar
vertellen contar; exponer; narrar poner sobre el tapete; sacar a relucir
zeggen contar; exponer; narrar advertir; comunicar; dar informes; hablar; hacer saber; informar; parlar; poner sobre el tapete; sacar a relucir

Synoniemen voor "narrar":


Wiktionary: narrar

narrar
verb
  1. verhalen, vertellen
  2. een verhaal vertellen
  3. een al of niet ware gebeurtenis verhalen

Cross Translation:
FromToVia
narrar vertellen; verhalen narrate — to relate a story
narrar debiteren; verhalen; vertellen raconter — Conter, narrer, faire le récit

Verwante vertalingen van narrar