Naturaleza in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

naturaleza:
- karakter; mentaliteit; gemoed; natuur; geaardheid; aard; inborst; inslag; tendentie
Wiktionary:
- naturaleza → milieu, natuur, wildernisgebied, aard, geaardheid, karakter, wezen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor naturaleza (Spaans) in het Nederlands

la naturaleza (carácter; alma; calidad; ánimo; constitución; busto; temperamento; índole)
het karakter; de mentaliteit; het gemoed; de natuur; de geaardheid; de aard; de inborst; de inslag
- karakter [het ~] zelfstandig naamwoord
- mentaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gemoed [het ~] zelfstandig naamwoord
- natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- inborst [de ~] zelfstandig naamwoord
- inslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la naturaleza (carácter)
de natuur; de geaardheid
- natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la naturaleza (carácter; conocimiento; propensión; inteligencia)
het karakter; de aard; de geaardheid; de inborst
- karakter [het ~] zelfstandig naamwoord
- aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inborst [de ~] zelfstandig naamwoord
la naturaleza (tendencia; disposición; rasgo; inclinación; propensión; proclividad)
de tendentie
- tendentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aard	alma; busto; calidad; carácter; conocimiento; constitución; inteligencia; naturaleza; propensión; temperamento; ánimo; índole	carácter; categoría; clase; especie; género; suerte
geaardheid	alma; busto; calidad; carácter; conocimiento; constitución; inteligencia; naturaleza; propensión; temperamento; ánimo; índole
gemoed	alma; busto; calidad; carácter; constitución; naturaleza; temperamento; ánimo; índole
inborst	alma; busto; calidad; carácter; conocimiento; constitución; inteligencia; naturaleza; propensión; temperamento; ánimo; índole	carácter; estado de ánimo; temperamento
inslag	alma; busto; calidad; carácter; constitución; naturaleza; temperamento; ánimo; índole
karakter	alma; busto; calidad; carácter; conocimiento; constitución; inteligencia; naturaleza; propensión; temperamento; ánimo; índole	carácter; personalidad; índole
mentaliteit	alma; busto; calidad; carácter; constitución; naturaleza; temperamento; ánimo; índole	mentalidad
natuur	alma; busto; calidad; carácter; constitución; naturaleza; temperamento; ánimo; índole
tendentie	disposición; inclinación; naturaleza; proclividad; propensión; rasgo; tendencia

Cross Translation:

From	To	Via
• naturaleza	→ milieu	↔ environment — natural world or ecosystem
• naturaleza	→ natuur	↔ nature — essential characteristics
• naturaleza	→ natuur	↔ nature — primitive state of being
• naturaleza	→ natuur	↔ nature — everything related to biological and geographical states
• naturaleza	→ natuur	↔ nature — environment
• naturaleza	→ wildernisgebied	↔ wilderness — uncultivated tract of land
• naturaleza	→ natuur	↔ Natur — ein Gebiet, in das der Mensch überhaupt nicht oder nur wenig gestaltend und verändernd eingegriffen hat
• naturaleza	→ natuur	↔ Natur — die Welt der Natur (im Gegensatz zu der durch den Menschen geschaffenen Welt der Kultur)
• naturaleza	→ natuur; aard; geaardheid; karakter; wezen	↔ nature — ensemble des êtres et des choses, univers. Ensemble en tant qu’ordonné et régir par des lois.