Spaans

Uitgebreide vertaling voor pensar (Spaans) in het Nederlands

pensar:

pensar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el pensar
    denken
    • denken [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. el pensar (dar vueltas a; cavilar)
    prakkizeren

pensar werkwoord

  1. pensar (compartir los sentimientos de; sentir; imaginarse; )
    inleven; voelen; meeleven; invoelen
    • inleven werkwoord (leef in, leeft in, leefde in, leefden in, ingeleefd)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • meeleven werkwoord (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)
    • invoelen werkwoord (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)
  2. pensar (reflexionar; considerar; contemplar; )
    beschouwen; nadenken; overdenken; overpeinzen; bedenken; bespiegelen; peinzen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • overpeinzen werkwoord (overpeins, overpeinst, overpeinsde, overpeinsden, overpeinsd)
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • bespiegelen werkwoord (bespiegel, bespiegelt, bespiegelde, bespiegelden, bespiegeld)
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
  3. pensar (contemplar; considerar; reflexionar sobre; )
    beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  4. pensar (reflexionar)
    nadenken; prakkiseren; peinzen; piekeren
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • prakkiseren werkwoord
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
    • piekeren werkwoord (pieker, piekert, piekerde, piekerden, gepiekerd)
  5. pensar (idear; imaginar; inventar; )
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken werkwoord (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten werkwoord (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren werkwoord (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  6. pensar
    meedenken
    • meedenken werkwoord (denk mee, denkt mee, dacht mee, dachten mee, meegedacht)
  7. pensar (rumiar; cavilar; reflexionar; meditar)
    mijmeren
    • mijmeren werkwoord (mijmer, mijmert, mijmerde, mijmerden, gemijmerd)
  8. pensar (considerar; estudiar; reflexionar; meditar; reflexionar sobre)
    overwegen; in overweging nemen; considereren

Conjugations for pensar:

presente
  1. pienso
  2. piensas
  3. piensa
  4. pensamos
  5. pensáis
  6. piensan
imperfecto
  1. pensaba
  2. pensabas
  3. pensaba
  4. pensábamos
  5. pensabais
  6. pensaban
indefinido
  1. pensé
  2. pensaste
  3. pensó
  4. pensamos
  5. pensasteis
  6. pensaron
fut. de ind.
  1. pensaré
  2. pensarás
  3. pensará
  4. pensaremos
  5. pensaréis
  6. pensarán
condic.
  1. pensaría
  2. pensarías
  3. pensaría
  4. pensaríamos
  5. pensaríais
  6. pensarían
pres. de subj.
  1. que piense
  2. que pienses
  3. que piense
  4. que pensemos
  5. que penséis
  6. que piensen
imp. de subj.
  1. que pensara
  2. que pensaras
  3. que pensara
  4. que pensáramos
  5. que pensarais
  6. que pensaran
miscelánea
  1. ¡piensa!
  2. ¡pensad!
  3. ¡no pienses!
  4. ¡no penséis!
  5. pensado
  6. pensando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor pensar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen consideración
bespiegelen contemplación
denken pensar
fantaseren fantasear; inventar
meeleven compartir sentimientos
overwegen consideración
prakkizeren cavilar; dar vueltas a; pensar
voelen palpar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre adivinar; appreciar; calcular; comprobar; conjeturar; considerar; estimar; hacer conjeturas; medir; pesar; sopesar; tasar; valorar
bedenken agradar; apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; considerar; contemplar; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; meditar; pensar; planear; reflexionar; reflexionar sobre acordarse; inventar un plan; recordar; tramar; urdir
beschouwen agradar; conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre
bespiegelen agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
considereren considerar; estudiar; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
denken pensar
fantaseren apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear
in overweging nemen considerar; estudiar; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
inleven compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir
invoelen compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir
meedenken pensar
meeleven compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir apiadarse; compadecerse; condolerse; dar el pésame; expresar su sentimiento; participar; simpatizar; tomar parte
mijmeren cavilar; meditar; pensar; reflexionar; rumiar
nadenken agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
overdenken agradar; conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre adivinar; appreciar; conjeturar; considerar; estimar; hacer conjeturas
overpeinzen agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
overwegen conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; meditar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre adivinar; appreciar; conferenciar; conjeturar; considerar; deliberar; estimar; hacer conjeturas
peinzen agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
piekeren pensar; reflexionar
prakkiseren pensar; reflexionar
uitdenken apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear elaborar con ideas
verdichten apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear
verzinnen apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear inventar un plan; tramar; urdir
voelen compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir advertir; contemplar; darse cuenta de; distinguir; entrever; estar presente; experimentar; manosear; notar; observar; palpar; pasar por; percibir; sentir; tocar; ver
voorwenden apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear fingir; pretender

Synoniemen voor "pensar":


Wiktionary: pensar

pensar
verb
  1. gedachten laten gaan over, denken over
  2. door nadenken vinden
  3. een oplossing zoeken
  4. een bepaalde mening toegedaan zijn
  5. participeren in een denkproces
  6. denken, een mening toegedaan zijn
  7. (inergatief) ~ over: mentaal aandacht schenken aan een bepaald onderwerp of probleem

Cross Translation:
FromToVia
pensar denken denken — (intransitiv) geistig tätig sein
pensar denken think — communicate to oneself in one’s mind
pensar vinden; denken; van mening zijn think — be of the opinion that
pensar denken; geloven; vermoeden think — guess, reckon
pensar overwegen; nadenken over aviser — Faire réflexion sur quelque chose
pensar denken penserexercer l’activité de l’esprit ; accomplir quelque opération de l’intelligence ; concevoir ; imaginer ; réfléchir.
pensar dromen; mijmeren; mediteren; nadenken; peinzen; zinnen songer — (vieilli) voir en songe, rêver.

Verwante vertalingen van pensar