Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal pliegue

Vertaal pliegue van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pliegue:
  2. plegar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor pliegue (Spaans) in het Nederlands

pliegue:

pliegue [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el pliegue (doblez; arruga)
    de vouw; het ezelsoor
    • vouw [de ~] zelfstandig naamwoord
    • ezelsoor [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el pliegue (plegamiento; arruga)
    de plooi; de plooiing
    • plooi [de ~] zelfstandig naamwoord
    • plooiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. el pliegue
    plooirug

Vertaal Matrix voor pliegue:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ezelsoor arruga; doblez; pliegue
plooi arruga; plegamiento; pliegue
plooiing arruga; plegamiento; pliegue
plooirug pliegue
vouw arruga; doblez; pliegue

Synoniemen voor "pliegue":


Wiktionary: pliegue

Cross Translation:
FromToVia
• pliegue → plooi; kreukel ↔ crease — mark made by folding
• pliegue → plooi ↔ fold — bend or crease
• pliegue → kink ↔ kink — tight curl, twist, or bend

plegar:

plegar werkwoord

  1. plegar (doblar; replegar)
    vouwen; opvouwen
    • vouwen werkwoord (vouw, vouwt, vouwde, vouwden, gevouwd)
    • opvouwen werkwoord (vouw op, vouwt op, vouwde op, vouwden op, opgevouwen)
  2. plegar (doblar; replegar)
    toevouwen
    • toevouwen werkwoord (vouw toe, vouwt toe, vouwde toe, vouwden toe, toegevouwen)
  3. plegar (doblar; plisar)
    plooien
    • plooien werkwoord (plooi, plooit, plooide, plooiden, geplooid)
  4. plegar
    invouwen; binnenwaarts vouwen
  5. plegar
    opklappen
    • opklappen werkwoord (klap op, klapt op, klapte op, klapten op, opgeklapt)
  6. plegar (doblar)
    omvouwen; ten dele vouwen
  7. plegar (doblar)
    dubbelvouwen
    • dubbelvouwen werkwoord (vouw dubbel, vouwt dubbel, vouwde dubbel, vouwden dubbel, dubbelgevouwen)

Conjugations for plegar:

presente
  1. pliego
  2. pliegas
  3. pliega
  4. plegamos
  5. plegáis
  6. pliegan
imperfecto
  1. plegaba
  2. plegabas
  3. plegaba
  4. plegábamos
  5. plegabais
  6. plegaban
indefinido
  1. plegué
  2. plegaste
  3. plegó
  4. plegamos
  5. plegasteis
  6. plegaron
fut. de ind.
  1. plegaré
  2. plegarás
  3. plegará
  4. plegaremos
  5. plegaréis
  6. plegarán
condic.
  1. plegaría
  2. plegarías
  3. plegaría
  4. plegaríamos
  5. plegaríais
  6. plegarían
pres. de subj.
  1. que pliegue
  2. que pliegues
  3. que pliegue
  4. que pleguemos
  5. que pleguéis
  6. que plieguen
imp. de subj.
  1. que plegara
  2. que plegaras
  3. que plegara
  4. que plegáramos
  5. que plegarais
  6. que plegaran
miscelánea
  1. ¡pliega!
  2. ¡plegad!
  3. ¡no plegues!
  4. ¡no pleguéis!
  5. plegado
  6. plegando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor plegar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenwaarts vouwen plegar
dubbelvouwen doblar; plegar
invouwen plegar
omvouwen doblar; plegar
opklappen plegar
opvouwen doblar; plegar; replegar
plooien doblar; plegar; plisar
ten dele vouwen doblar; plegar
toevouwen doblar; plegar; replegar
vouwen doblar; plegar; replegar

Synoniemen voor "plegar":


Wiktionary: plegar

Cross Translation:
FromToVia
• plegar → vouwen ↔ fold — bend (thin material) over
• plegar → plooien ↔ fold — make the proper arrangement (in a thin material) by bending
• plegar → plooien; vouwen; omvouwen ↔ plier — Mettre en double... (sens général)







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0309 seconde
Page rendered in 1.0 seconds