Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. predominar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor predominar (Spaans) in het Nederlands

predominar:

predominar werkwoord

  1. predominar (ejercer el poder; imperar; dominar; reinar; prevalecer)
    overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • regeren werkwoord (regeer, regeert, regeerde, regeerden, geregeerd)
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
    • gezaghebben werkwoord
    • macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
  2. predominar (dominar)
    overheersen; domineren; de overhand hebben
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • domineren werkwoord (domineer, domineert, domineerde, domineerden, gedomineerd)
    • de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)

Conjugations for predominar:

presente
  1. predomino
  2. predominas
  3. predomina
  4. predominamos
  5. predomináis
  6. predominan
imperfecto
  1. predominaba
  2. predominabas
  3. predominaba
  4. predominábamos
  5. predominabais
  6. predominaban
indefinido
  1. predominé
  2. predominaste
  3. predominó
  4. predominamos
  5. predominasteis
  6. predominaron
fut. de ind.
  1. predominaré
  2. predominarás
  3. predominará
  4. predominaremos
  5. predominaréis
  6. predominarán
condic.
  1. predominaría
  2. predominarías
  3. predominaría
  4. predominaríamos
  5. predominaríais
  6. predominarían
pres. de subj.
  1. que predomine
  2. que predomines
  3. que predomine
  4. que predominemos
  5. que predominéis
  6. que predominen
imp. de subj.
  1. que predominara
  2. que predominaras
  3. que predominara
  4. que predomináramos
  5. que predominarais
  6. que predominaran
miscelánea
  1. ¡predomina!
  2. ¡predominad!
  3. ¡no predomines!
  4. ¡no predominéis!
  5. predominado
  6. predominando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor predominar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regeren mando
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de overhand hebben dominar; predominar dominar; imperar; mandar; prevalecer; reinar
domineren dominar; predominar
gezaghebben dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar
heersen dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar dominar; extendir de una enfermedad; imperar; mandar; prevalecer; reinar
macht uitoefenen dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar
overheersen dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar dominar; imperar; mandar; reinar; subyugar
regeren dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar

Synoniemen voor "predominar":


Wiktionary: predominar

predominar
verb
  1. de macht uitoefenen over een ander volk