Spaans

Uitgebreide vertaling voor prosperar (Spaans) in het Nederlands

prosperar:

prosperar werkwoord

  1. prosperar (florecer)
    bloeien; goed lopen; floreren
    • bloeien werkwoord (bloei, bloeit, bloeide, bloeiden, gebloeid)
    • goed lopen werkwoord (loop goed, loopt goed, liep goed, liepen goed, goed gelopen)
    • floreren werkwoord (floreer, floreert, floreerde, floreerden, gefloreerd)
  2. prosperar (florecer)
    tot hoogconjunctuur komen; bloeien
  3. prosperar (examinar; revisar; tomar; )
    controleren; inspecteren; examineren; schouwen; keuren
    • controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • inspecteren werkwoord (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)
    • examineren werkwoord (examineer, examineert, examineerde, examineerden, geëxamineerd)
    • schouwen werkwoord (schouw, schouwt, schouwde, schouwden, geschouwd)
    • keuren werkwoord (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)
  4. prosperar (renovar; levantar; rehabilitar; )
    hernieuwen; renoveren; herstellen; vernieuwen; verbeteren
    • hernieuwen werkwoord (hernieuw, hernieuwt, hernieuwde, hernieuwden, hernieuwd)
    • renoveren werkwoord (renoveer, renoveert, renoveerde, renoveerden, gerenoveerd)
    • herstellen werkwoord (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • vernieuwen werkwoord (vernieuw, vernieuwt, vernieuwde, vernieuwden, vernieuwd)
    • verbeteren werkwoord (verbeter, verbetert, verbeterde, verbeterden, verbeterd)
  5. prosperar (restaurar; subsanar; renovar; )
    restaureren
    • restaureren werkwoord (restaureer, restaureert, restaureerde, restaureerden, gerestaureerd)
  6. prosperar (florecer; desarrollar; dearrollarse)
    tot bloei komen; ontplooien; opfleuren; tot volle wasdom komen; opbloeien
    • tot bloei komen werkwoord (kom tot bloei, komt tot bloei, kwam tot bloei, kwamen tot bloei, tot bloei gekomen)
    • ontplooien werkwoord (ontplooi, ontplooit, ontplooide, ontplooiden, ontplooid)
    • opfleuren werkwoord (fleur op, fleurt op, fleurde op, fleurden op, opgefleurd)
    • opbloeien werkwoord (bloei op, bloeit op, bloeide op, bloeiden op, opgebloeid)

Conjugations for prosperar:

presente
  1. prospero
  2. prosperas
  3. prospera
  4. prosperamos
  5. prosperáis
  6. prosperan
imperfecto
  1. prosperaba
  2. prosperabas
  3. prosperaba
  4. prosperábamos
  5. prosperabais
  6. prosperaban
indefinido
  1. prosperé
  2. prosperaste
  3. prosperó
  4. prosperamos
  5. prosperasteis
  6. prosperaron
fut. de ind.
  1. prosperaré
  2. prosperarás
  3. prosperará
  4. prosperaremos
  5. prosperaréis
  6. prosperarán
condic.
  1. prosperaría
  2. prosperarías
  3. prosperaría
  4. prosperaríamos
  5. prosperaríais
  6. prosperarían
pres. de subj.
  1. que prospere
  2. que prosperes
  3. que prospere
  4. que prosperemos
  5. que prosperéis
  6. que prosperen
imp. de subj.
  1. que prosperara
  2. que prosperaras
  3. que prosperara
  4. que prosperáramos
  5. que prosperarais
  6. que prosperaran
miscelánea
  1. ¡prospera!
  2. ¡prosperad!
  3. ¡no prosperes!
  4. ¡no prosperéis!
  5. prosperado
  6. prosperando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor prosperar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
controleren auditoría; controlar; sondeo
keuren reconocimiento
schouwen chimeneas; tubos de la chimenea
tot bloei komen crecimiento; floración; período de floración
verbeteren mejorar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloeien florecer; prosperar
controleren contestar; examinar; grabar; inspeccionar; pasar revista a; prosperar; reconocer; revisar; rodar; tomar analizar; auditar; auditoría; averiguar; calcular; cheqear; comprobar; controlar; revisar; verificar
examineren contestar; examinar; grabar; inspeccionar; pasar revista a; prosperar; reconocer; revisar; rodar; tomar chequear; comprobar; examinar; hacer una prueba escrita; investigar; someter a prueba
floreren florecer; prosperar
goed lopen florecer; prosperar
hernieuwen actualizar; alzar; cambiar; florecer; innovar; levantar; modernizar; prosperar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear actualizar; hacer de nuevo; innovar; modernizar; modificar; reconocer; reformar; refrescar; rehabilitar; rehacer; renovar; reorganizar; repetir
herstellen actualizar; alzar; cambiar; florecer; innovar; levantar; modernizar; prosperar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear ajustar; arreglar; corregir; despachar; fijar; mejorar; modificar; perfeccionar; poner en orden; reajustar; rectificar; recuperar; rehabilitar; remendar; renovar; reparar; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar
inspecteren contestar; examinar; grabar; inspeccionar; pasar revista a; prosperar; reconocer; revisar; rodar; tomar abarcar con la vista; controlar; examinar; inspeccionar; ir a ver; pasar revista a; repasar; verificar; visitar
keuren contestar; examinar; grabar; inspeccionar; pasar revista a; prosperar; reconocer; revisar; rodar; tomar aquilatar; buscar; catar; comprobar; controlar; corregir; ensayar; examinar; inspeccionar; mirar; pasar revista a; probar; repasar; someter a prueba; verificar
ontplooien dearrollarse; desarrollar; florecer; prosperar desarrollar; desarrollarse; elaborar; evolucionar
opbloeien dearrollarse; desarrollar; florecer; prosperar desarrollarse; eclosionar; nacer
opfleuren dearrollarse; desarrollar; florecer; prosperar alegrar; animar; añadirse; distraer; refrescar
renoveren actualizar; alzar; cambiar; florecer; innovar; levantar; modernizar; prosperar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear actualizar; adecentar; arreglar; corregir; mejorar; modernizar; ordenar; perfeccionar; rectificar; rehabilitar; remendar; renovar; reparar; restaurar; sanar
restaureren actualizar; adecentar; alzar; arreglar; cambiar; corregir; grabar; hospitalizar; innovar; mejorar; modernizar; ordenar; prosperar; reconocer; recuperarse; reformar; refrescar; rehabilitar; remendar; renovar; reorganizar; reparar; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar; sanar; subsanar
schouwen contestar; examinar; grabar; inspeccionar; pasar revista a; prosperar; reconocer; revisar; rodar; tomar inspeccionar; mirar; observar
tot bloei komen dearrollarse; desarrollar; florecer; prosperar
tot hoogconjunctuur komen florecer; prosperar
tot volle wasdom komen dearrollarse; desarrollar; florecer; prosperar
verbeteren actualizar; alzar; cambiar; florecer; innovar; levantar; modernizar; prosperar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear corregir; hacer mejor; mejorar; perfeccionar; poner derecho; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar
vernieuwen actualizar; alzar; cambiar; florecer; innovar; levantar; modernizar; prosperar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear actualizar; ajustar; arreglar; cambiar; cambiar por; corregir; poner en orden; reemplazar; rehabilitar; renovar; reparar; reponer; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar; sustituir
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
herstellen restauración
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloeien florecer

Synoniemen voor "prosperar":


Wiktionary: prosperar

prosperar
verb
  1. het bijzonder goed maken
  2. intr|nld tot volle ontplooiing gekomen zijn
  3. voorspoedig groeien
  4. een betere positie krijgen

Cross Translation:
FromToVia
prosperar opbloeien; floreren flourish — to prosper or fare well
prosperar bloeien; floreren; gedijen; tieren; vooruitkomen; welvaren prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable.