Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor recaudar (Spaans) in het Nederlands

recaudar:

recaudar werkwoord

  1. recaudar (cobrar; embolsar; platear; recoger)
    incasseren; geld in ontvangst nemen; innen
  2. recaudar (cobrar; levantar; percibir; )
    casseren
    • casseren werkwoord (casseer, casseert, casseerde, casseerden, gecasseerd)
  3. recaudar (cobrar; platear; capitalizar)
    in geld omzetten; verzilveren
    • in geld omzetten werkwoord (zet in geld om, zette in geld om, zetten in geld om, in geld omgezet)
    • verzilveren werkwoord (verzilver, verzilvert, verzilverde, verzilverden, verzilverd)
  4. recaudar (cobrar; platear; capitalizar)
    kapitaliseren
    • kapitaliseren werkwoord (kapitaliseer, kapitaliseert, kapitaliseerde, kapitaliseerden, gekapitaliseerd)
  5. recaudar (reclamar; reivindicar)
    eisen; vorderen; inmanen; invorderen
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • vorderen werkwoord (vorder, vordert, vorderde, vorderden, gevorderd)
    • inmanen werkwoord
    • invorderen werkwoord (vorder in, vordert in, vorderde in, vorderden in, ingevorderd)

Conjugations for recaudar:

presente
  1. recaudo
  2. recaudas
  3. recauda
  4. recaudamos
  5. recaudáis
  6. recaudan
imperfecto
  1. recaudaba
  2. recaudabas
  3. recaudaba
  4. recaudábamos
  5. recaudabais
  6. recaudaban
indefinido
  1. recaudé
  2. recaudaste
  3. recaudó
  4. recaudamos
  5. recaudasteis
  6. recaudaron
fut. de ind.
  1. recaudaré
  2. recaudarás
  3. recaudará
  4. recaudaremos
  5. recaudaréis
  6. recaudarán
condic.
  1. recaudaría
  2. recaudarías
  3. recaudaría
  4. recaudaríamos
  5. recaudaríais
  6. recaudarían
pres. de subj.
  1. que recaude
  2. que recaudes
  3. que recaude
  4. que recaudemos
  5. que recaudéis
  6. que recauden
imp. de subj.
  1. que recaudara
  2. que recaudaras
  3. que recaudara
  4. que recaudáramos
  5. que recaudarais
  6. que recaudaran
miscelánea
  1. ¡recauda!
  2. ¡recaudad!
  3. ¡no recaudes!
  4. ¡no recaudéis!
  5. recaudado
  6. recaudando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor recaudar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
innen cobrar; cobro; percibir; recaudación; reclamación
vorderen avanzar; progresar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
casseren alzar; cobrar; elevar; imponer; levantar; percibir; recaudar
eisen recaudar; reclamar; reivindicar exigir; reclamar; reivindicar
geld in ontvangst nemen cobrar; embolsar; platear; recaudar; recoger
in geld omzetten capitalizar; cobrar; platear; recaudar
incasseren cobrar; embolsar; platear; recaudar; recoger aguantar; soportar
inmanen recaudar; reclamar; reivindicar
innen cobrar; embolsar; platear; recaudar; recoger
invorderen recaudar; reclamar; reivindicar
kapitaliseren capitalizar; cobrar; platear; recaudar
verzilveren capitalizar; cobrar; platear; recaudar
vorderen recaudar; reclamar; reivindicar adelantar; avanzar; encaramarse; encumbrarse; enriquecer; exigir; mejorar su posición; progresar; reclamar; reivindicar; salir adelante; subir

Synoniemen voor "recaudar":


Wiktionary: recaudar

recaudar
verb
  1. (overgankelijk) op opwaartse richting doen bewegen