Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. remojar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor remojar (Spaans) in het Nederlands

remojar:

remojar werkwoord

  1. remojar (ablandar; poner a remojar; poner en remojo)
    ontharden; week maken; verweken; zachtmaken; in de week zetten
    • ontharden werkwoord (onthard, onthardt, onthardde, onthardden, onthard)
    • week maken werkwoord
    • verweken werkwoord (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)
    • zachtmaken werkwoord (maak zacht, maakt zacht, maakte zacht, maakten zacht, zacht gemaakt)
    • in de week zetten werkwoord
    weken
    – in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken 1
    • weken werkwoord (week, weekt, weekte, weekten, geweekt)
      • deze spijkerbroeken moet ik eerst weken met Biotex1
  2. remojar
    dippen
    • dippen werkwoord (dip, dipt, dipte, dipten, gedipt)
  3. remojar
    inweken
    • inweken werkwoord (week in, weekt in, weekte in, weekten in, ingeweekt)

Conjugations for remojar:

presente
  1. remojo
  2. remojas
  3. remoja
  4. remojamos
  5. remojáis
  6. remojan
imperfecto
  1. remojaba
  2. remojabas
  3. remojaba
  4. remojábamos
  5. remojabais
  6. remojaban
indefinido
  1. remojé
  2. remojaste
  3. remojó
  4. remojamos
  5. remojasteis
  6. remojaron
fut. de ind.
  1. remojaré
  2. remojarás
  3. remojará
  4. remojaremos
  5. remojaréis
  6. remojarán
condic.
  1. remojaría
  2. remojarías
  3. remojaría
  4. remojaríamos
  5. remojaríais
  6. remojarían
pres. de subj.
  1. que remoje
  2. que remojes
  3. que remoje
  4. que remojemos
  5. que remojéis
  6. que remojen
imp. de subj.
  1. que remojara
  2. que remojaras
  3. que remojara
  4. que remojáramos
  5. que remojarais
  6. que remojaran
miscelánea
  1. ¡remoja!
  2. ¡remojad!
  3. ¡no remojes!
  4. ¡no remojéis!
  5. remojado
  6. remojando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

remojar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el remojar
    het weken; inweken
    • weken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inweken [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor remojar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inweken remojar
weken remojar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dippen remojar
in de week zetten ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar
inweken remojar
ontharden ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar ablandar; suavizar
verweken ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar ablandar; enternecer; enternecerse; suavizar
week maken ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar
weken ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar
zachtmaken ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar ablandar; suavizar

Synoniemen voor "remojar":


Wiktionary: remojar

remojar
verb
  1. iets in een vloeistof steken

Verwante vertalingen van remojar