Seña in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

seña:
- aanwijzing; tip; vingerwijzing; vingerwenk; wenk; knipoog; seintje; oogwenk; gebaar; geste; wijzer; sein; teken
Wiktionary:
- seña → merkteken
- seña → gebaar, teken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor seña (Spaans) in het Nederlands

la seña (punta; sugerencia; información; gesto; indicación; señal)
de aanwijzing; de tip; de vingerwijzing; vingerwenk; de wenk
- aanwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- vingerwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vingerwenk [znw.] zelfstandig naamwoord
- wenk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la seña (guiño; santiamén; guiñada; abrir y cerrar de ojos)
de knipoog; het seintje; de oogwenk
- knipoog [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- seintje [het ~] zelfstandig naamwoord
- oogwenk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la seña (gesto; muestra; señal; proceder; acción; signo; ademán)
het gebaar; de geste
- gebaar [het ~] zelfstandig naamwoord
- geste [de ~] zelfstandig naamwoord
la seña (indicador; manecilla; aguja; indicación)
de wijzer
- wijzer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la seña (señal; signo)
het sein; het teken; de wenk
- sein [het ~] zelfstandig naamwoord
- teken [het ~] zelfstandig naamwoord
- wenk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwijzing	gesto; indicación; información; punta; seña; señal; sugerencia	asignación; comando; directivas; directrices; encargo; enseñanza; espolón; esporo; espuela; huella; indicación; indicio; instrucción; mandato; mando; mensajero; misión; orden; precursor; precursora; presagio; punto de referencia; señal; signo precursor; síntoma; tarea; vestigio; vía
gebaar	acción; ademán; gesto; muestra; proceder; seña; señal; signo	acción; conducta; ejercicio; gesto; marcha; pasadizo; rebosamiento; traslado
geste	acción; ademán; gesto; muestra; proceder; seña; señal; signo
knipoog	abrir y cerrar de ojos; guiñada; guiño; santiamén; seña
oogwenk	abrir y cerrar de ojos; guiñada; guiño; santiamén; seña	segundo
sein	seña; señal; signo
seintje	abrir y cerrar de ojos; guiñada; guiño; santiamén; seña
teken	seña; señal; signo	comprobante; documento de prueba; indicación; indicio; insignia; muestra; plumazo; prueba; señal; signo; síntoma
tip	gesto; indicación; información; punta; seña; señal; sugerencia	sugerencia
vingerwenk	gesto; indicación; información; punta; seña; señal; sugerencia
vingerwijzing	gesto; indicación; información; punta; seña; señal; sugerencia
wenk	gesto; indicación; información; punta; seña; señal; signo; sugerencia
wijzer	aguja; indicación; indicador; manecilla; seña
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
teken		carácter

seña

noun

een teken dat ergens op is geplaatst en dat ter identificatie of beloning gebruikt kan worden
- merkteken → marca; seña; signo

Cross Translation:

From	To	Via
• seña	→ gebaar	↔ Gebärde — Bewegung eines Körperteils, mit der man etwas sagen möchte
• seña	→ teken	↔ sign — meaningful gesture