Sofocante in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

sofocante:
- zwoel; benauwd; broeierig; duf; suf; verstikkend; adembenemend; stoffig; muf; stikkend
Wiktionary:
- sofocante → benauwd, benauwend, zwoel
- sofocante → benauwd, broeierig, drukkend, verstikkend, zwoel

Spaans

Uitgebreide vertaling voor sofocante (Spaans) in het Nederlands

sofocante (bochornoso; sensual; mal ventilado)
zwoel; benauwd; broeierig
- zwoel bijvoeglijk naamwoord
- benauwd bijvoeglijk naamwoord
- broeierig bijvoeglijk naamwoord
sofocante (cargado)
duf; suf
- duf bijvoeglijk naamwoord
- suf bijvoeglijk naamwoord
sofocante
verstikkend; adembenemend
- verstikkend bijvoeglijk naamwoord
- adembenemend bijvoeglijk naamwoord
sofocante (mohoso; cargado; enmohecido; mal ventilado)
stoffig; muf
- stoffig bijvoeglijk naamwoord
- muf bijvoeglijk naamwoord
sofocante (asfixiante; ahogante)
stikkend
- stikkend bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
adembenemend	sofocante	espectacular; sensacional
benauwd	bochornoso; mal ventilado; sensual; sofocante	alarmante; angustioso; apurado; complicado; crítico; delicado; difícil; enrarecido; espinoso; grave; inquietante; penoso; precario; preocupante
broeierig	bochornoso; mal ventilado; sensual; sofocante
duf	cargado; sofocante
muf	cargado; enmohecido; mal ventilado; mohoso; sofocante	anticuado; antiguo; desahumado; enrarecido; picado; poco fresco; poco limpio; rancio; refrito; soso; viciado; viejo
stoffig	cargado; enmohecido; mal ventilado; mohoso; sofocante
suf	cargado; sofocante	abobado; absurdo; aburrido; adormilado; atontado; aturdido; bobo; embobado; embotador; estúpido; imbécil; imprudente; insensato; insulso; insípido; lelo; memo; monótono; soso; soñoliento; tedioso; tonto
zwoel	bochornoso; mal ventilado; sensual; sofocante
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stikkend	ahogante; asfixiante; sofocante
verstikkend	sofocante

sofocante

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• sofocante	→ benauwd; broeierig; drukkend; verstikkend; zwoel	↔ étouffant — Qui faire que l’on étouffer.