Surcar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

surcar:
- doorsnijden; kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen
Wiktionary:
- surcar → klieven

Spaans

Uitgebreide vertaling voor surcar (Spaans) in het Nederlands

surcar:

surcar werkwoord

surcar (cortar; partir)
doorsnijden
- doorsnijden werkwoord (snijd door, snijdt door, sneed door, sneden door, doorgesneden)
surcar (partir; cortar; hendir; hender; cruzar; atravesar; rajar; escindir; fisionar; hendirse)
kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen
- kloven werkwoord (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
- klieven werkwoord (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)
- doormidden hakken werkwoord
- doorklieven werkwoord (klief door, klieft door, kliefde door, kliefden door, doorgekliefd)
- doorhakken werkwoord (hak door, hakt door, hakte door, hakten door, doorgehakt)
- doorhouwen werkwoord (houw door, houwt door, houwde door, houwden door, doorgehouwd)
- in tweeën houwen werkwoord

Conjugations for surcar:

presente

surco
surcas
surca
surcamos
surcáis
surcan

imperfecto

surcaba
surcabas
surcaba
surcábamos
surcabais
surcaban

indefinido

surqué
surcaste
surcó
surcamos
surcasteis
surcaron

fut. de ind.

surcaré
surcarás
surcará
surcaremos
surcaréis
surcarán

condic.

surcaría
surcarías
surcaría
surcaríamos
surcaríais
surcarían

pres. de subj.

que surque
que surques
que surque
que surquemos
que surquéis
que surquen

imp. de subj.

que surcara
que surcaras
que surcara
que surcáramos
que surcarais
que surcaran

miscelánea

¡surca!
¡surcad!
¡no surques!
¡no surquéis!
surcado
surcando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor surcar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kloven		abismos
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doorhakken	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
doorhouwen	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
doorklieven	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
doormidden hakken	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
doorsnijden	cortar; partir; surcar
in tweeën houwen	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar
klieven	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar	hacer pedazos
kloven	atravesar; cortar; cruzar; escindir; fisionar; hender; hendir; hendirse; partir; rajar; surcar	hacer pedazos

Synoniemen voor "surcar":

acanalar; estriar; rayar; ondular
arrugarse; plegar; doblar; fruncir; arrebujar; engurruñar; estruajr
bogar; remar; ciar; impulsar; navegar; cinglar; singlar
labrar; roturar; arar; cavar; plantar; sembrar; barbechar
rascar; refregar; restregar; arañar; rasguñar; raspar; rasgar; rozar; estregar

Wiktionary: surcar

surcar

verb

langs een scherp breukvlak in tweeën hakken
- klieven → surcar; partir

Remove Ads

Vertaal surcar van Spaans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor surcar (Spaans) in het Nederlands

surcar:

surcar werkwoord

surcar (cortar; partir)

surcar (partir; cortar; hendir; hender; cruzar; atravesar; rajar; escindir; fisionar; hendirse)

Conjugations for surcar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Vertaal Matrix voor surcar:

Synoniemen voor "surcar":

Wiktionary: surcar