Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tan:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor tan (Spaans) in het Nederlands

tan:

tan bijvoeglijk naamwoord

  1. tan (tal; semejante; de tal forma; )
    zoiets; dergelijke; zulke; zo een; dergelijk; zodanig; zulk; dusdanig; zo'n

Vertaal Matrix voor tan:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dusdanig así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dergelijk así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan
dergelijke así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan
zo een así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan
zo'n así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan
zodanig así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan
zoiets así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan algo así
zulk así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan
zulke así; de tal forma; de tal modo; igual; semejante; tal; tales; tan ello; eso; esto; tál

Wiktionary: tan

tan
adverb
  1. op die manier

Cross Translation:
FromToVia
tan zo; zodanig so — very
tan zo so — to a particular extent
tan zulk; zo'n such — like this, that, these, those; used to make a comparison with something implied by context

Verwante vertalingen van tan