Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tiempo:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor tiempo (Spaans) in het Nederlands

tiempo:

tiempo

  1. tiempo

tiempo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el tiempo (época; período; hora)
    de tijd
    • tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el tiempo (celeridad; velocidad; urgencia; )
    de snelheid; de vaart; de spoed; het tempo; de gang
    • snelheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vaart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tempo [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. el tiempo (celeridad; ritmo; embarcación; )
    de rijsnelheid
  4. el tiempo (rato)
    de poos
    • poos [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tiempo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gang acción; celeridad; marcha; prisa; prontitud; rapidez; rebosamiento; ritmo; tiempo; urgencia; velocidad; velocidad de marcha conducta; corredor; excursión; galería; marcha; pasadizo; pasaje; paseo; pasillo; paso; recorrido
poos rato; tiempo
rijsnelheid celeridad; embarcación; incidente; marcha; navegación; pretexto; prisa; prontitud; rapidez; ritmo; tempo; tiempo; velocidad; velocidad de marcha
snelheid acción; celeridad; marcha; prisa; prontitud; rapidez; rebosamiento; ritmo; tiempo; urgencia; velocidad; velocidad de marcha afán; agilidad; apresuramiento; celeridad; celo; esmero; fluidez; ligereza; marcha; premura; prisa; prontitud; rapidez; ritmo; soltura; velocidad
spoed acción; celeridad; marcha; prisa; prontitud; rapidez; rebosamiento; ritmo; tiempo; urgencia; velocidad; velocidad de marcha afán; apremio; apresuramiento; de prisa; diligencia; marcha; premura; presteza; prisas; prontitud; rapidez; urgencia
tempo acción; celeridad; marcha; prisa; prontitud; rapidez; rebosamiento; ritmo; tiempo; urgencia; velocidad; velocidad de marcha afán; agilidad; apresuramiento; celeridad; celo; esmero; fluidez; ligereza; marcha; premura; prisa; prontitud; rapidez; ritmo; soltura; velocidad
tijd hora; período; tiempo; época
vaart acción; celeridad; marcha; prisa; prontitud; rapidez; rebosamiento; ritmo; tiempo; urgencia; velocidad; velocidad de marcha a todo correr; afán; agilidad; apresuramiento; canal; celeridad; celo; esmero; fluidez; ligereza; marcha; premura; prisa; prontitud; rapidez; ritmo; soltura; velocidad
weer condiciones del tiempo; situación atmosférica
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
weer de nuevo; de vuelta; nuevamente; otra vez; por segunda vez; una vez más
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
weer tiempo

Verwante woorden van "tiempo":

  • tiempos

Synoniemen voor "tiempo":


Wiktionary: tiempo

tiempo
noun
  1. de onstuitbare gang der dingen van toekomst door het heden naar het verleden
  2. de atmosferische omstandigheden

Cross Translation:
FromToVia
tiempo weer Wetter — Bezeichnet den aktuellen Zustand des Klimas.
tiempo tijd Zeit — der stetige Ablauf von Zeiteinheiten
tiempo tijd; tempus tense — verb forms distinguishing time
tiempo tijd time — inevitable passing of events
tiempo tijd time — quantity of availability in time
tiempo tijd; duur time — measurement of a quantity of time
tiempo tijd time — measurement under some system of the time of day or moment in time
tiempo weer weather — state of the atmosphere
tiempo tijd temps — Durée des choses
tiempo weer temps — Disposition de l’air, état de l’atmosphère

Verwante vertalingen van tiempo