Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tirita:
  2. tiritar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor tirita (Spaans) in het Nederlands

tirita:

tirita [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tirita (esparadrapo; escayola; parche; emplasto)
    de pleister; de hechtpleister; de kleefpleister
  2. la tirita (curita; esparadrapo)
    wondpleister

Vertaal Matrix voor tirita:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hechtpleister emplasto; escayola; esparadrapo; parche; tirita
kleefpleister emplasto; escayola; esparadrapo; parche; tirita
pleister emplasto; escayola; esparadrapo; parche; tirita cal; calcio; emplasto; escayola; estuco; yeso
wondpleister curita; esparadrapo; tirita

Wiktionary: tirita

tirita
noun
  1. een dun voorwerp dat ter bescherming over een kleine wond geplakt kan worden

Cross Translation:
FromToVia
tirita pleister band-aid — adhesive bandage

tirita vorm van tiritar:

tiritar werkwoord

  1. tiritar (temblar)
    schudden; heen en weer bewegen
    • schudden werkwoord (schud, schudt, schudde, schudden, geschud)
    • heen en weer bewegen werkwoord (beweeg heen en weer, beweegt heen en weer, bewoog heen en weer, bewogen heen en weer, heen en weer bewogen)
  2. tiritar (cagarse de miedo; estremecerse)
    huiveren; griezelen; gruwen
    • huiveren werkwoord (huiver, huivert, huiverde, huiverden, gehuiverd)
    • griezelen werkwoord (griezel, griezelt, griezelde, griezelden, gegriezeld)
    • gruwen werkwoord (gruw, gruwt, gruwde, gruwden, gegruwd)

Conjugations for tiritar:

presente
  1. tirito
  2. tiritas
  3. tirita
  4. tiritamos
  5. tiritáis
  6. tiritan
imperfecto
  1. tiritaba
  2. tiritabas
  3. tiritaba
  4. tiritábamos
  5. tiritabais
  6. tiritaban
indefinido
  1. tirité
  2. tiritaste
  3. tiritó
  4. tiritamos
  5. tiritasteis
  6. tiritaron
fut. de ind.
  1. tiritaré
  2. tiritarás
  3. tiritará
  4. tiritaremos
  5. tiritaréis
  6. tiritarán
condic.
  1. tiritaría
  2. tiritarías
  3. tiritaría
  4. tiritaríamos
  5. tiritaríais
  6. tiritarían
pres. de subj.
  1. que tirite
  2. que tirites
  3. que tirite
  4. que tiritemos
  5. que tiritéis
  6. que tiriten
imp. de subj.
  1. que tiritara
  2. que tiritaras
  3. que tiritara
  4. que tiritáramos
  5. que tiritarais
  6. que tiritaran
miscelánea
  1. ¡tirita!
  2. ¡tiritad!
  3. ¡no tirites!
  4. ¡no tiritéis!
  5. tiritado
  6. tiritando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor tiritar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gruwen abominación; aversión; hastío; horror; náuseas; repugnancia
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
griezelen cagarse de miedo; estremecerse; tiritar horripilar; horripilarse; horrorizar; tener horror a
gruwen cagarse de miedo; estremecerse; tiritar horripilar; horripilarse; horrorizar; tener horror a
heen en weer bewegen temblar; tiritar
huiveren cagarse de miedo; estremecerse; tiritar
schudden temblar; tiritar sacudir

Synoniemen voor "tiritar":


Wiktionary: tiritar

tiritar
verb
  1. hevig trillen van kou of angst

Cross Translation:
FromToVia
tiritar rillen; bibberen shiver — to tremble or shake
tiritar beven van de kou; bibberen; huiveren grelottertrembler de froid.

Verwante vertalingen van tirita