Tomar combustible in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

tomar combustible:
- opvreten; verslinden; verzwelgen; oppeuzelen; binnenkrijgen; opslokken; zwelgen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor tomar combustible (Spaans) in het Nederlands

tomar combustible (devorar; comer; destrozar; comerse; embuchar; llenarse de comida; comer con glotonería)
opvreten; verslinden; verzwelgen; oppeuzelen
- opvreten werkwoord (vreet op, vrat op, vraten op, opgevreten)
- verslinden werkwoord (verslind, verslindt, verslond, verslonden, verslonden)
- verzwelgen werkwoord (verzwelg, verzwelgt, verzwolg, verzwolgen, verzwolgen)
- oppeuzelen werkwoord (peuzel op, peuzelt op, peuzelde op, peuzelden op, opgepeuzeld)
tomar combustible (engullir; tomar; comer; jalar; tragar; devorar; ingerir; comerse; jamar; tragarse; atiborrarse; atracarse; llenarse de comida; comer con glotonería)
binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
- binnenkrijgen werkwoord (krijg binnen, krijgt binnen, kreeg binnen, kregen binnen, binnengekregen)
- opslokken werkwoord (slok op, slokt op, slokte op, slokten op, opgeslokt)
- zwelgen werkwoord (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
oppeuzelen		mordisquear
opvreten		mordisquear
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binnenkrijgen	atiborrarse; atracarse; comer; comer con glotonería; comerse; devorar; engullir; ingerir; jalar; jamar; llenarse de comida; tomar; tomar combustible; tragar; tragarse
oppeuzelen	comer; comer con glotonería; comerse; destrozar; devorar; embuchar; llenarse de comida; tomar combustible	aprovechar; cenar; comer; consumir
opslokken	atiborrarse; atracarse; comer; comer con glotonería; comerse; devorar; engullir; ingerir; jalar; jamar; llenarse de comida; tomar; tomar combustible; tragar; tragarse
opvreten	comer; comer con glotonería; comerse; destrozar; devorar; embuchar; llenarse de comida; tomar combustible	agotar; aprovechar; atracarse; carcomer; comer; comerse; consumir; dar de comer a; devorar; digerir; digerirse; engullir; tomar; tragarse
verslinden	comer; comer con glotonería; comerse; destrozar; devorar; embuchar; llenarse de comida; tomar combustible	comerse; devorar; engullir; tragarse
verzwelgen	comer; comer con glotonería; comerse; destrozar; devorar; embuchar; llenarse de comida; tomar combustible	comerse; devorar; engullir; tragarse
zwelgen	atiborrarse; atracarse; comer; comer con glotonería; comerse; devorar; engullir; ingerir; jalar; jamar; llenarse de comida; tomar; tomar combustible; tragar; tragarse	engullir; hartarse