Spaans

Uitgebreide vertaling voor alentar (Spaans) in het Nederlands

alentar:

alentar werkwoord

  1. alentar (envalentonar; estimular; entusiasmar; animar; avivar)
    aanmoedigen; toejuichen; bezielen; aanvuren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • toejuichen werkwoord (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bezielen werkwoord (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
  2. alentar (motivar; levantar; apoyar; )
    motiveren
    • motiveren werkwoord (motiveer, motiveert, motiveerde, motiveerden, gemotiveerd)
  3. alentar (animar; incentivar; arrancar; )
    opwekken; aansporen; stimuleren; aandrijven; prikkelen; opkrikken
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aandrijven werkwoord (drijf aan, drijft aan, dreef aan, dreven aan, aangedreven)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • opkrikken werkwoord (krik op, krikt op, krikte op, krikten op, opgekrikt)
  4. alentar (animar; envalentonar)
    opbeuren; bemoedigen
    • opbeuren werkwoord (beur op, beurt op, beurde op, beurden op, opgebeurd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
  5. alentar
    moed inspreken
    • moed inspreken werkwoord (spreek moed in, spreekt moed in, sprak moed in, spraken moed in, moed ingesproken)
  6. alentar (estimular; envalentonar; provocar; )
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen werkwoord (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

Conjugations for alentar:

presente
  1. alento
  2. alentas
  3. alenta
  4. alentamos
  5. alentáis
  6. alentan
imperfecto
  1. alentaba
  2. alentabas
  3. alentaba
  4. alentábamos
  5. alentabais
  6. alentaban
indefinido
  1. alenté
  2. alentaste
  3. alentó
  4. alentamos
  5. alentasteis
  6. alentaron
fut. de ind.
  1. alentaré
  2. alentarás
  3. alentará
  4. alentaremos
  5. alentaréis
  6. alentarán
condic.
  1. alentaría
  2. alentarías
  3. alentaría
  4. alentaríamos
  5. alentaríais
  6. alentarían
pres. de subj.
  1. que alente
  2. que alentes
  3. que alente
  4. que alentemos
  5. que alentéis
  6. que alenten
imp. de subj.
  1. que alentara
  2. que alentaras
  3. que alentara
  4. que alentáramos
  5. que alentarais
  6. que alentaran
miscelánea
  1. ¡alenta!
  2. ¡alentad!
  3. ¡no alentes!
  4. ¡no alentéis!
  5. alentado
  6. alentando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor alentar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrijven fracasar; impulsar; naufragar; propulsar; ser arrojado a la playa
aanmoedigen a instancias de; animar; animar a; estimular; impulsar; incitar a
aansporen a instancias de; activación; aliento; animación; animar; animar a; envalentonamiento; estimulación; estimular; estímulo; impulsar; incitación; incitar a
aanvuren animar; estimular
opwekken estimular; instigar
stimuleren a instancias de; animar; animar a; estimular; fomentar; impulsar; incitar a; promoción; stimular
toejuichen animar; estimular
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrijven alentar; animar; apuntalar; arrancar; estimular; impulsar; incentivar; incitar; motivar arrojar sobre la playa; ser arrojado sobre la playa
aanmoedigen aclamar; alentar; animar; aplaudir; avivar; entusiasmar; envalentonar; estimular; incitar; instigar; provocar animar; apoyar; avivar; dar viveza a; encender; engendrar; entornar; entusiasmar; estimular; excitar; facilitar; incentivar; incitar; motivar; provocar
aansporen alentar; animar; apuntalar; arrancar; estimular; impulsar; incentivar; incitar; motivar aguijonear; animar; apoyar; apresurar; avivar; calzar; empujar; engendrar; espolear; estimular; excitar; hacer subir; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; pegarse; promocionar; provocar; soportar; sostener; sujetar; suscitar
aanvuren aclamar; alentar; animar; aplaudir; avivar; entusiasmar; envalentonar; estimular; incitar; instigar; provocar
bemoedigen aclamar; alentar; animar; aplaudir; envalentonar; estimular; incitar; instigar; provocar confortar; consolar
bezielen alentar; animar; avivar; entusiasmar; envalentonar; estimular animar; avivar; dar viveza a; entusiasmar; excitar; inspirar; provocar
moed inspreken alentar
motiveren acentuar; afilar; aguijonear; alentar; animar; apoyar; apresurar; apuntalar; arreciar; atosigar; avivar; calzar; empujar; encender; engendrar; engordar; entornar; escarbar; espolear; estimular; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; levantar; motivar; poner en marcha; promocionar; provocar; resucitar; secundar; sostener; sujetar; suscitar; vaciar
opbeuren alentar; animar; envalentonar confortar; consolar
opkrikken alentar; animar; apuntalar; arrancar; estimular; impulsar; incentivar; incitar; motivar
opwekken alentar; animar; apuntalar; arrancar; estimular; impulsar; incentivar; incitar; motivar animar; avivar; dar viveza a; entusiasmar; estimular; excitar; incitar; inspirar; provocar
prikkelen alentar; animar; apuntalar; arrancar; estimular; impulsar; incentivar; incitar; motivar animar; apoyar; encender; engendrar; entornar; estimular; excitar; incentivar; incitar; motivar
stimuleren aclamar; alentar; animar; aplaudir; apuntalar; arrancar; envalentonar; estimular; impulsar; incentivar; incitar; instigar; motivar; provocar animar; apoyar; avivar; dar viveza a; encender; engendrar; entornar; entusiasmar; espolear; estimular; excitar; incentivar; incitar; instigar; motivar; provocar
toejuichen alentar; animar; avivar; entusiasmar; envalentonar; estimular aclamar; aplaudir; ovacionar
toemoedigen aclamar; alentar; animar; aplaudir; envalentonar; estimular; incitar; instigar; provocar

Synoniemen voor "alentar":


Wiktionary: alentar

alentar
verb
  1. door levende wezens inblazen en uitblazen van lucht om zuurstof te krijgen
  2. iemand een positievere kijk op de kansen geven

Cross Translation:
FromToVia
alentar aanmoedigen; bemoedigen encourage — mentally support or motivate
alentar aanmoedigen encourage — spur on, recommend
alentar aansporen urge — to press the mind or will of
alentar aanmoedigen; bemoedigen; stijven réconforterrelever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral.