Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: casero

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: casero

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

casero:
- hokvast; honkvast
caserío:
- buurtschap; gehucht; gat; nederzetting
Wiktionary:
- casero → huisbaas
- caserío → gehucht, uithoek, negorij, buurtschap, vlek

Spaans

Uitgebreide vertaling voor casero (Spaans) in het Nederlands

casero:

casero bijvoeglijk naamwoord

casero (sedentario; muy de casa)
hokvast; honkvast
- hokvast bijvoeglijk naamwoord
- honkvast bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor casero:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hokvast	casero; muy de casa; sedentario
honkvast	casero; muy de casa; sedentario

Verwante woorden van "casero":

casera, caseras, caseros

Synoniemen voor "casero":

arrendador; propietario
familiar; hogareño; íntimo

Wiktionary: casero

Cross Translation:

From	To	Via
• casero	→ huisbaas	↔ landlord — person who owns and rents land such as a house, apartment, or condo

caserío:

caserío [el ~] zelfstandig naamwoord

el caserío (aldea; hueco; hoyo; agujero; apertura; mancha; destino; abertura; tacha; lugar; pueblo; bache; boquete; hendidura)
de buurtschap; het gehucht; het gat
- buurtschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gehucht [het ~] zelfstandig naamwoord
- gat [het ~] zelfstandig naamwoord
el caserío (asentamiento; establecimiento; colonia; aldea; aldeorrio; aldeita)
de nederzetting
- nederzetting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor caserío:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
buurtschap	abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha	aldea; pueblo
gat	abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha	agujero; ano; boquete; brecha; entalladura; escopladura; gotera; muesca
gehucht	abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha
nederzetting	aldea; aldeita; aldeorrio; asentamiento; caserío; colonia; establecimiento	establecimiento

Verwante woorden van "caserío":

caseríos

Synoniemen voor "caserío":

alquería; cortijo; granja; finca; masía; rancho; estancia

Wiktionary: caserío

Cross Translation:

From	To	Via
• caserío	→ gehucht; uithoek; negorij	↔ hamlet — small village
• caserío	→ buurtschap; gehucht; vlek	↔ hameau — En milieu rural, groupe d’habitations à l’écart d’une commune, à laquelle il rattacher administrativement.

Verwante vertalingen van casero