Spaans

Uitgebreide vertaling voor cuidar (Spaans) in het Nederlands

cuidar:

cuidar werkwoord

  1. cuidar (encargarse; ocuparse; atender)
    zorgen; zorg dragen
  2. cuidar (encargarse)
    zorgen; leiden tot iets
  3. cuidar
    zorgen voor iemand; verzorgen
  4. cuidar (cuidar de; atender; ocuparse de; atender a; ocuparse)
    verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets

Conjugations for cuidar:

presente
  1. cuido
  2. cuidas
  3. cuida
  4. cuidamos
  5. cuidáis
  6. cuidan
imperfecto
  1. cuidaba
  2. cuidabas
  3. cuidaba
  4. cuidábamos
  5. cuidabais
  6. cuidaban
indefinido
  1. cuidé
  2. cuidaste
  3. cuidó
  4. cuidamos
  5. cuidasteis
  6. cuidaron
fut. de ind.
  1. cuidaré
  2. cuidarás
  3. cuidará
  4. cuidaremos
  5. cuidaréis
  6. cuidarán
condic.
  1. cuidaría
  2. cuidarías
  3. cuidaría
  4. cuidaríamos
  5. cuidaríais
  6. cuidarían
pres. de subj.
  1. que cuide
  2. que cuides
  3. que cuide
  4. que cuidemos
  5. que cuidéis
  6. que cuiden
imp. de subj.
  1. que cuidara
  2. que cuidaras
  3. que cuidara
  4. que cuidáramos
  5. que cuidarais
  6. que cuidaran
miscelánea
  1. ¡cuida!
  2. ¡cuidad!
  3. ¡no cuides!
  4. ¡no cuidéis!
  5. cuidado
  6. cuidando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor cuidar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zorgen dificultades; líos; miseria; problemas
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leiden tot iets cuidar; encargarse
verzorgen atender; atender a; cuidar; cuidar de; ocuparse; ocuparse de asistir; asistir de; atender; atender a; elaborar; labrar; tratar
zorg dragen atender; cuidar; encargarse; ocuparse
zorgen atender; cuidar; encargarse; ocuparse
zorgen voor atender; atender a; cuidar; cuidar de; ocuparse; ocuparse de
zorgen voor iemand cuidar
zorgen voor iets atender; atender a; cuidar; cuidar de; ocuparse; ocuparse de

Synoniemen voor "cuidar":


Wiktionary: cuidar

cuidar
verb
  1. een zieke verzorgen
  2. (overgankelijk) erop toezien dat een persoon of een dier het nodige verkrijgt

Cross Translation:
FromToVia
cuidar bewaren; behoeden; passen; op; hoeden gaumen — (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
cuidar plegen; verzorgen; verplegen pflegen — über etwas verfügen
cuidar plegen; verzorgen; verplegen pflegen — zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln
cuidar behartigen; verzorgen; behandelen; cureren; verplegen; zorgen soigneravoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.

Verwante vertalingen van cuidar