Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: escama

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: escama

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. escama:
  2. escamar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor escama (Spaans) in het Nederlands

escama:

escama [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la escama
    de schilfer
    • schilfer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la escama
    de schub
    • schub [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor escama:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schilfer escama
schub escama

Synoniemen voor "escama":


Wiktionary: escama

Cross Translation:
FromToVia
• escama → schilfer; vlok ↔ flake — thin chiplike layer
• escama → schub ↔ scale — keratin pieces covering the skin of certain animals
• escama → schilfer; schub ↔ écaille — Petites lames minces et plates qui couvrir la peau de certains poissons et de certains reptiles.

escama vorm van escamar:

escamar werkwoord

  1. escamar (anular; cancelar; revertir; )
    annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten
    • annuleren werkwoord (annuleer, annuleert, annuleerde, annuleerden, geannuleerd)
    • afzeggen werkwoord (zeg af, zegt af, zei af, zeiden af, afgezegd)
    • nietig verklaren werkwoord (verklaar nietig, verklaart nietig, verklaarde nietig, verklaarden nietig, nietig verklaard)
    • afbestellen werkwoord (bestel af, bestelt af, bestelde af, bestelden af, afbesteld)
    • intrekken werkwoord (trek in, trekt in, trok in, trokken in, ingetrokken)
    • afgelasten werkwoord (gelast af, gelastte af, gelastten af, afgelast)
  2. escamar (adeudar; amortizar; borrar; eliminar)
    afschrijven
    • afschrijven werkwoord (schrijf af, schrijft af, schreef af, schreven af, afgeschreven)
  3. escamar (anular; desatar; borrar; )
    te niet doen
    • te niet doen werkwoord (doe te niet, doet te niet, deed te niet, deden te niet, te niet gedaan)

Conjugations for escamar:

presente
  1. escamo
  2. escamas
  3. escama
  4. escamamos
  5. escamáis
  6. escaman
imperfecto
  1. escamaba
  2. escamabas
  3. escamaba
  4. escamábamos
  5. escamabais
  6. escamaban
indefinido
  1. escamé
  2. escamaste
  3. escamó
  4. escamamos
  5. escamasteis
  6. escamaron
fut. de ind.
  1. escamaré
  2. escamarás
  3. escamará
  4. escamaremos
  5. escamaréis
  6. escamarán
condic.
  1. escamaría
  2. escamarías
  3. escamaría
  4. escamaríamos
  5. escamaríais
  6. escamarían
pres. de subj.
  1. que escame
  2. que escames
  3. que escame
  4. que escamemos
  5. que escaméis
  6. que escamen
imp. de subj.
  1. que escamara
  2. que escamaras
  3. que escamara
  4. que escamáramos
  5. que escamarais
  6. que escamaran
miscelánea
  1. ¡escama!
  2. ¡escamad!
  3. ¡no escames!
  4. ¡no escaméis!
  5. escamado
  6. escamando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor escamar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbestellen anulación; cancelación
afschrijven cancelación; darse de baja
afzeggen anulación; cancelación; darse de baja
annuleren anulaciones; anulación; cancelación; declaración de nulidad; rescición; retractación; revocación; ruina; supresión
intrekken anular; desdecirse; revocar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbestellen anular; cancelar; declarar nulo; desdar; deshacer; escamar; revertir; revocar; tachar
afgelasten anular; cancelar; declarar nulo; desdar; deshacer; escamar; revertir; revocar; tachar anular; cancelar; suspender
afschrijven adeudar; amortizar; borrar; eliminar; escamar amortizar
afzeggen anular; cancelar; declarar nulo; desdar; deshacer; escamar; revertir; revocar; tachar abandonar; anular; cancelar; dejar; dejar de; desemprender; desenganchar; desentenderse; desprenderse; desvincular; parar; quedar eliminado; retirarse; salir; salir de; soltar; suspender
annuleren anular; cancelar; declarar nulo; desdar; deshacer; escamar; revertir; revocar; tachar cancelar
intrekken anular; cancelar; declarar nulo; desdar; deshacer; escamar; revertir; revocar; tachar anular; derogar; desdecirse; revocar
nietig verklaren anular; cancelar; declarar nulo; desdar; deshacer; escamar; revertir; revocar; tachar
te niet doen amortizar; anular; borrar; cancelar; dar de baja; desabrochar; desatar; descolgar; desdar; desenganchar; deshacer; eliminar; escamar; raspar; revertir; suprimir; tachar

Synoniemen voor "escamar":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0359 seconde
Page rendered in 1.0 seconds