Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: inquietar

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: inquietar

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. inquietar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor inquietar (Spaans) in het Nederlands

inquietar:

inquietar werkwoord

  1. inquietar (angustiar; oprimir)
    benauwen; beklemmen
    • benauwen werkwoord (benauw, benauwt, benauwde, benauwden, benauwd)
    • beklemmen werkwoord (beklem, beklemt, beklemde, beklemden, beklemd)
  2. inquietar (angustiar; alarmar; inquietarse)
    ongerust maken
    • ongerust maken werkwoord (maak ongerust, maakt ongerust, maakte ongerust, maakten ongerust, ongerust gemaakt)
  3. inquietar (alarmar; preocuparse; atemorizar; angustiar; inquietarse)
    alarmeren
    • alarmeren werkwoord (alarmeer, alarmeert, alarmeerde, alarmeerden, gealarmeerd)
  4. inquietar (atemorizar; alarmar)
    verontrusten; ontstellen
    • verontrusten werkwoord (verontrust, verontrustte, verontrustten, verontrust)
    • ontstellen werkwoord (ontstel, ontstelt, ontstelde, ontstelden, ontsteld)

Conjugations for inquietar:

presente
  1. inquieto
  2. inquietas
  3. inquieta
  4. inquietamos
  5. inquietáis
  6. inquietan
imperfecto
  1. inquietaba
  2. inquietabas
  3. inquietaba
  4. inquietábamos
  5. inquietabais
  6. inquietaban
indefinido
  1. inquieté
  2. inquietaste
  3. inquietó
  4. inquietamos
  5. inquietasteis
  6. inquietaron
fut. de ind.
  1. inquietaré
  2. inquietarás
  3. inquietará
  4. inquietaremos
  5. inquietaréis
  6. inquietarán
condic.
  1. inquietaría
  2. inquietarías
  3. inquietaría
  4. inquietaríamos
  5. inquietaríais
  6. inquietarían
pres. de subj.
  1. que inquiete
  2. que inquietes
  3. que inquiete
  4. que inquietemos
  5. que inquietéis
  6. que inquieten
imp. de subj.
  1. que inquietara
  2. que inquietaras
  3. que inquietara
  4. que inquietáramos
  5. que inquietarais
  6. que inquietaran
miscelánea
  1. ¡inquieta!
  2. ¡inquietad!
  3. ¡no inquietes!
  4. ¡no inquietéis!
  5. inquietado
  6. inquietando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

inquietar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el inquietar (preocupar)
    zorg inboezemen

Vertaal Matrix voor inquietar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zorg inboezemen inquietar; preocupar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alarmeren alarmar; angustiar; atemorizar; inquietar; inquietarse; preocuparse
beklemmen angustiar; inquietar; oprimir
benauwen angustiar; inquietar; oprimir angustiar; atemorizar; darse miedo
ongerust maken alarmar; angustiar; inquietar; inquietarse
ontstellen alarmar; atemorizar; inquietar
verontrusten alarmar; atemorizar; inquietar
zorg inboezemen concernir

Synoniemen voor "inquietar":


Wiktionary: inquietar

inquietar
verb
  1. (overgankelijk) vrees inboezemen
  2. ongerust maken, zorgen baren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0539 seconde
Page rendered in 1.0 seconds