Overzicht
Spaans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. leve:
  2. levar:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. leve:
    Het woord leve is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van zweeds naar spaans.


Spaans

Uitgebreide vertaling voor leve (Spaans) in het Zweeds

leve:

leve bijvoeglijk naamwoord

  1. leve (luminoso; claro; ligero; fácil)
    ljus; ljust
    • ljus bijvoeglijk naamwoord
    • ljust bijvoeglijk naamwoord
  2. leve (suave; dulce; tierno)
    mjuk; mjukt
    • mjuk bijvoeglijk naamwoord
    • mjukt bijvoeglijk naamwoord
  3. leve (ligero; llano; ligeramente)
    skir; skirt
    • skir bijvoeglijk naamwoord
    • skirt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor leve:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ljus candela; luzes; vela de cera
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ljus claro; fácil; leve; ligero; luminoso claro; evidente
ljust claro; fácil; leve; ligero; luminoso claro; evidente
mjuk dulce; leve; suave; tierno blando; elástico; flexible; formable; liso; manejable; moldeable; muelle; pastoso; plegable; sin arrugas; terso; tierno; transigente; ágil
mjukt dulce; leve; suave; tierno blando; con pelusa; de plumón; doblegable; dócil; elástico; flexible; formable; liso; manejable; moldeable; muelle; pastoso; plegable; sin arrugas; terso; tierno; transigente; ágil
skir leve; ligeramente; ligero; llano
skirt leve; ligeramente; ligero; llano

Verwante woorden van "leve":

  • leva, levas, leves

Synoniemen voor "leve":


Wiktionary: leve


Cross Translation:
FromToVia
leve obetydlig slight — insignificant
leve lätt léger — Dont le poids est faible, qui ne pèse guère.

leve vorm van levar:

levar werkwoord

  1. levar (izar; levar el ancla)
    lyfta; häva
    • lyfta werkwoord (lyftar, lyftade, lyftat)
    • häva werkwoord (hävar, hävade, hävat)

Conjugations for levar:

presente
  1. levo
  2. levas
  3. leva
  4. levamos
  5. leváis
  6. levan
imperfecto
  1. levaba
  2. levabas
  3. levaba
  4. levábamos
  5. levabais
  6. levaban
indefinido
  1. levé
  2. levaste
  3. levó
  4. levamos
  5. levasteis
  6. levaron
fut. de ind.
  1. levaré
  2. levarás
  3. levará
  4. levaremos
  5. levaréis
  6. levarán
condic.
  1. levaría
  2. levarías
  3. levaría
  4. levaríamos
  5. levaríais
  6. levarían
pres. de subj.
  1. que leve
  2. que leves
  3. que leve
  4. que levemos
  5. que levéis
  6. que leven
imp. de subj.
  1. que levara
  2. que levaras
  3. que levara
  4. que leváramos
  5. que levarais
  6. que levaran
miscelánea
  1. ¡leva!
  2. ¡levad!
  3. ¡no leves!
  4. ¡no levéis!
  5. levado
  6. levando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor levar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
häva izar; levar; levar el ancla
lyfta izar; levar; levar el ancla alzar; elevar; levantar

Synoniemen voor "levar":




Zweeds

Uitgebreide vertaling voor leve (Zweeds) in het Spaans