Overzicht
Spaans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dia:
  2. día:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. dia:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor día (Spaans) in het Zweeds

dia:

dia [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el dia (día)

Vertaal Matrix voor dia:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dygn veinticuatro horas
tidsålder hora; período; tiempo; época
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
dag dia; día
dygn dia; día
tidsålder dia; día

día:

día [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el día
    dag utomhus
  2. el día (dia)

Vertaal Matrix voor día:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dag utomhus día
dygn veinticuatro horas
tidsålder hora; período; tiempo; época
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
dag dia; día
dygn dia; día
tidsålder dia; día

Verwante woorden van "día":

  • días

Synoniemen voor "día":


Wiktionary: día


Cross Translation:
FromToVia
día dag; dygn day — period of 24 hours
día dygn; dag day — period from midnight to the following midnight
día dag day — part of a day period which one spends at one’s job, school, etc.
día dygn day — rotational period of a planet
día dag day — period between sunrise and sunset
día dag Tag — Zeitraum zwischen Morgendämmerung und Sonnenuntergang
día dag jour — Période de vingt-quatre heures

Verwante vertalingen van día



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor día (Zweeds) in het Spaans

dia:

dia [-en] zelfstandig naamwoord

  1. dia
    la diapositiva

Vertaal Matrix voor dia:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diapositiva dia diabild; glidning; isbana

Synoniemen voor "dia":


Wiktionary: dia


Cross Translation:
FromToVia
dia amamantar suckle — to give suck to
dia mamar suckle — to nurse; to suck