Overzicht
Spaans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. viaje:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor viaje (Spaans) in het Zweeds

viaje:

viaje [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el viaje (pasaje; excursión)
    resa
    • resa [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. el viaje (excursión; excursión de un día; vuelta; día de campo)
    utflykt; tripp
    • utflykt [-en] zelfstandig naamwoord
    • tripp [-en] zelfstandig naamwoord
  3. el viaje (excursión; escapada; etapa; trayecto; arte)
    utflykt
    • utflykt [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor viaje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
resa excursión; pasaje; viaje excursión; paseo; recorrido
tripp día de campo; excursión; excursión de un día; viaje; vuelta excursión; paseo; recorrido
utflykt arte; día de campo; escapada; etapa; excursión; excursión de un día; trayecto; viaje; vuelta breve viaje de recreo; escapadilla; escapatoria; excursiones; excursión; excursión de recreo; excursión de un día; paseo; recorrido
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
resa elevar; levantar; subir

Verwante woorden van "viaje":

  • viaja, viajas

Synoniemen voor "viaje":


Wiktionary: viaje


Cross Translation:
FromToVia
viaje resa journey — trip, a voyage
viaje resande travel — act of traveling
viaje resa; tripp; tur trip — a journey
viaje resa voyage — long journey; especially by ship
viaje färd; tur FahrtReise
viaje resa; tur ReiseFortbewegung von einem Ausgangspunkt zu einem entfernten Ort mit dortigem Aufenthalt und wieder zurück

Verwante vertalingen van viaje