Spaans
Uitgebreide vertaling voor bragas (Spaans) in het Zweeds
bragas:
-
la bragas (calzoncillos; braguita; slip; toga)
underbyxor; damkalsonger; underkjolar; dambyxor; inderkläder-
underbyxor zelfstandig naamwoord
-
damkalsonger zelfstandig naamwoord
-
underkjolar zelfstandig naamwoord
-
dambyxor zelfstandig naamwoord
-
inderkläder zelfstandig naamwoord
-
-
la bragas (calzoncillos; braguita)
underbyxor; kalsonger; damkalsonger; dambyxor-
underbyxor zelfstandig naamwoord
-
kalsonger zelfstandig naamwoord
-
damkalsonger zelfstandig naamwoord
-
dambyxor zelfstandig naamwoord
-
-
la bragas (enaguas; combinación de cintura; faldón)
Vertaal Matrix voor bragas:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| dambyxor | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | |
| damkalsonger | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | |
| inderkläder | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | |
| kalsonger | bragas; braguita; calzoncillos | |
| underbyxor | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | braga; calzoncillos; pantalón corto |
| underkjol | bragas; combinación de cintura; enaguas; faldón | combinación; enaguas |
| underkjolar | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga |
Verwante woorden van "bragas":
bragas vorm van braga:
-
la braga (calzoncillos; pantalón corto)
underbyxor-
underbyxor zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor braga:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| underbyxor | braga; calzoncillos; pantalón corto | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga |
Verwante woorden van "braga":
Synoniemen voor "braga":
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor bragas (Zweeds) in het Spaans
bragas: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- bra: capaz; perito; apto; competente; experto; calificado; experto en la materia; perfecto; sobresaliente; de primera; de gran calidad; de alta calidad; de acuerdo; está bien; okey; O.K.; adecuado; apropiado; aplicable
- gas: gasolina; combustibles; carburantes; gas
- bära: llevar; alcanzar; aguantar; soportar; sufrir; tragar; digerir; cargar; apoyar; trasladar; sostener; transportar
- gås: oca; ganso