Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. faire appel:
  2. faire appel à:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faire appel (Frans) in het Duits

faire appel:

faire appel werkwoord

  1. faire appel
    appellieren
    • appellieren werkwoord (appeliere, appelierst, appeliert, appelierte, appeliertet, appelliert)

Vertaal Matrix voor faire appel:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appellieren faire appel appeler; faire appel à; solliciter

Wiktionary: faire appel

faire appel
verb
  1. Utiliser les moyens ou les services de
faire appel
verb
  1. reflexiv: etwas als Referenz angeben, sich auf etwas stützen

faire appel à:

faire appel à werkwoord

  1. faire appel à (solliciter; appeler)
    appellieren
    • appellieren werkwoord (appeliere, appelierst, appeliert, appelierte, appeliertet, appelliert)
  2. faire appel à (embaucher; engager)
    anrufen; einrufen; herbeirufen
    • anrufen werkwoord (rufe an, rufst an, ruft an, rief an, rieft an, angerufen)
    • einrufen werkwoord
    • herbeirufen werkwoord (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)
  3. faire appel à (convoquer; appeler; invoquer; engager; appeler à)
    zuziehen; rufen; herbeirufen
    • zuziehen werkwoord (ziehe zu, ziehst zu, zieht zu, zog zu, zogt zu, zugezogen)
    • rufen werkwoord (rufe, rufst, ruft, rief, rieft, gerufen)
    • herbeirufen werkwoord (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)

Vertaal Matrix voor faire appel à:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anrufen embaucher; engager; faire appel à aborder; accoster; appeler; arraisonner; crier; crier à; donner un coup de fil; faire sonner; héler; icône Appeler; inviter; sonnerie; téléphoner; téléphoner à quelqu'un
appellieren appeler; faire appel à; solliciter appeler; faire appel
einrufen embaucher; engager; faire appel à
herbeirufen appeler; appeler à; convoquer; embaucher; engager; faire appel à; invoquer amener à soi; appeler; appeler à; assigner; assigner en justice; citer; citer en justice; convoquer; interpeller; intimer; inviter; invoquer; laisser venir; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de; tirer à soi
rufen appeler; appeler à; convoquer; engager; faire appel à; invoquer aborder; accoster; amener à soi; appeler; appeler à; assigner en justice; citer en justice; convoquer; crier; crier à; héler; interpeller; intimer; inviter; invoquer; laisser venir; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de; évoquer
zuziehen appeler; appeler à; convoquer; engager; faire appel à; invoquer boucler; fermer en tirant; lever; mettre; passer; relever; revêtir; s'installer quelque part; sangler; serrer; soulever; tirer

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van faire appel