Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
cochon:
- Schwein; Ferkel; Sau; Schweinchen; Schmutzfink; Dreckschwein; Schweinigel; Dreckspatz; Schmierfink; Drecksau; Stinker; geriebeneKerl; Hundsfötter; Gauner; Schalk; Schlingel; Schelm; Flegel; Halunke; Spitzbube; Iltis; Widerling; Ekel; Strick; Lump; Taugenichts; Schmierkanis; Lumpenkerl; Hundsfott
- schmutzig; faul; schlammig; fett; ekelhaft; schlampig; trübe; fettig; schmierig; stinkig; fleckig; räudig; lumpig; krätzig; widerlich; verkommen; schmuddelig; dick; heimtückisch; schamlos; fettartig; schal; falsch; grob; platt; dürftig; derb; dumpf; rüde; schäbig; banal; hinterhältig; garstig; hinterlistig; obszön; trivial; abgestanden; dumpfig; bäuerisch; schofel; schuftig; schmählich; schändlich; ungeschlacht; schlüpfrig; unsauber; grindig; schmutziggrau; schweinisch; wie ein Schwein
-
Wiktionary:
- cochon → Schwein, Matz
- cochon → Sau, obszön, vulgär, dreckig, schmutzig, Schwein, Hausschwein, Schweinefleisch
Frans
Uitgebreide vertaling voor cochon (Frans) in het Duits
cochon:
-
le cochon (calomniateur; porc; salaud; saligaud)
-
le cochon (porcelet; cochonnet; sanglier)
-
le cochon (vaurien; ordure; polisson; clochard; immondices)
die Schmutzfink; der Dreckschwein; der Schweinigel; die Sau; der Dreckspatz; der Schmierfink; die Drecksau -
le cochon (salaud; con; fripouille; crapule; gredin; canaille; misérable; brigand)
der Schmutzfink; der Stinker; der Schweinigel; der geriebeneKerl; die Hundsfötter; der Gauner; der Schalk; der Schmierfink; der Schlingel; der Schelm; der Flegel; der Halunke; der Spitzbube; der Iltis; der Widerling; der Ekel; der Strick; Ferkel; der Lump; der Taugenichts -
le cochon (salignaud)
der Schmierkanis -
le cochon (canaille; polisson; fripouille; faux jeton; coquin; salaud; animal; brigand; crapule; gredin; fripon; laideron; vilain type)
-
le cochon
der Schmutzfink
-
cochon (malpropre; dégueulasse; sale; débraillé; comme une salope; mal débarbouillé; gris; terne; douteux; grisâtre; salement; déguenillé; dégoûtant; blême; dégoûté; crasseux; malproprement; défraîchi)
schmutzig; faul; schlammig; fett; ekelhaft; schlampig; trübe; fettig; schmierig; stinkig; fleckig; räudig; lumpig; krätzig; widerlich; verkommen; schmuddelig-
schmutzig bijvoeglijk naamwoord
-
faul bijvoeglijk naamwoord
-
schlammig bijvoeglijk naamwoord
-
fett bijvoeglijk naamwoord
-
ekelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
schlampig bijvoeglijk naamwoord
-
trübe bijvoeglijk naamwoord
-
fettig bijvoeglijk naamwoord
-
schmierig bijvoeglijk naamwoord
-
stinkig bijvoeglijk naamwoord
-
fleckig bijvoeglijk naamwoord
-
räudig bijvoeglijk naamwoord
-
lumpig bijvoeglijk naamwoord
-
krätzig bijvoeglijk naamwoord
-
widerlich bijvoeglijk naamwoord
-
verkommen bijvoeglijk naamwoord
-
schmuddelig bijvoeglijk naamwoord
-
-
cochon (crapuleux; banal; méchant; grossier; ignoblement; grossière; vilain; infâme; bas; basse; dégueulasse; ignoble; méprisable; malpropre; crapuleusement; sale; vulgaire; vil; infect; trivial; grossièrement; bassement)
schmierig; faul; dick; heimtückisch; schamlos; fettartig; schal; schmutzig; falsch; grob; fett; ekelhaft; platt; dürftig; derb; dumpf; rüde; schäbig; banal; hinterhältig; garstig; fettig; hinterlistig; obszön; trivial; abgestanden; schmuddelig; dumpfig; bäuerisch; schofel; schuftig; schmählich; schändlich; ungeschlacht-
schmierig bijvoeglijk naamwoord
-
faul bijvoeglijk naamwoord
-
dick bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
fettartig bijvoeglijk naamwoord
-
schal bijvoeglijk naamwoord
-
schmutzig bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
fett bijvoeglijk naamwoord
-
ekelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
platt bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
dumpf bijvoeglijk naamwoord
-
rüde bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
garstig bijvoeglijk naamwoord
-
fettig bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
obszön bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
abgestanden bijvoeglijk naamwoord
-
schmuddelig bijvoeglijk naamwoord
-
dumpfig bijvoeglijk naamwoord
-
bäuerisch bijvoeglijk naamwoord
-
schofel bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
schmählich bijvoeglijk naamwoord
-
schändlich bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschlacht bijvoeglijk naamwoord
-
-
cochon (défraîchi; crasseux; douteux)
schmutzig; schlüpfrig; unsauber; schmuddelig; grindig; fleckig; schmutziggrau-
schmutzig bijvoeglijk naamwoord
-
schlüpfrig bijvoeglijk naamwoord
-
unsauber bijvoeglijk naamwoord
-
schmuddelig bijvoeglijk naamwoord
-
grindig bijvoeglijk naamwoord
-
fleckig bijvoeglijk naamwoord
-
schmutziggrau bijvoeglijk naamwoord
-
-
cochon
schweinisch; wie ein Schwein-
schweinisch bijvoeglijk naamwoord
-
wie ein Schwein bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor cochon:
Synoniemen voor "cochon":
Wiktionary: cochon
cochon
Cross Translation:
noun
cochon
-
Mammifère domestique
- cochon → Schwein
noun
-
ein Säugetier mit kurzen Beinen, verlängerter rüsselartiger Schnauze, Borsten
-
Schimpfwort für einen
-
umgangssprachlich, im übertragenen Sinne zu [3]: eine Person, die nicht sehr auf Sauberkeit bedacht ist; eine Person, die das Tischtuch während des Essens beschmutzt oder gar besudelt
-
(umgangssprachlich) (männliches zahmes) Schwein (Sus)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cochon | → obszön; vulgär; dreckig; schmutzig | ↔ dirty — morally unclean, obscene or indecent |
• cochon | → Schwein; Hausschwein | ↔ hog — animal of the family Suidae |
• cochon | → Schwein; Hausschwein | ↔ pig — mammal of genus Sus |
• cochon | → Schwein | ↔ pig — nasty or disgusting person |
• cochon | → Schwein | ↔ pig — dirty or slovenly person |
• cochon | → Schweinefleisch | ↔ pork — meat of a pig |
• cochon | → Schwein | ↔ zwijn — een varken |
Computer vertaling door derden: