Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
solide:
- zuverlässig; gründlich; solide; rechtschaffen; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv; forsch; kraftvoll; derb; eisern; stämmig; vierschrötig; rüstig; stichhaltig; begründet; plausibel; berechtigt; entschlossen; tatkräftig; energisch; entschlußfähig; moralisch; unveränderlich; unabänderlich; groß; stark; stattlich; beständig; standhaft; sicher; beharrlich; unerschütterlich; anständig; ordentlich; tapfer; stramm; ausgereift; durchgearbeitet; fundiert
- Wiktionary:
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- solide:
-
Wiktionary:
- solide → solide, bon, de qualité, beau, véritable, digne de ce nom, honnête
- solide → solide
Frans
Uitgebreide vertaling voor solide (Frans) in het Duits
solide:
-
solide (fiable; résistant; robuste)
zuverlässig; gründlich; solide; rechtschaffen; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv-
zuverlässig bijvoeglijk naamwoord
-
gründlich bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
rechtschaffen bijvoeglijk naamwoord
-
dauerhaft bijvoeglijk naamwoord
-
tauglich bijvoeglijk naamwoord
-
gediegen bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
stabil bijvoeglijk naamwoord
-
solid bijvoeglijk naamwoord
-
handfest bijvoeglijk naamwoord
-
fest bijvoeglijk naamwoord
-
kräftig bijvoeglijk naamwoord
-
robust bijvoeglijk naamwoord
-
effektiv bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (costaud; fort; robuste)
-
solide (résistant; stable)
-
solide (robuste; costaud; robustement; fort; fortement; d'importance)
stämmig; vierschrötig; rüstig-
stämmig bijvoeglijk naamwoord
-
vierschrötig bijvoeglijk naamwoord
-
rüstig bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (fondé; raisonnable; plausible; réfléchi; légitime; mûri; solidement; irrefutable; juste; crédible; vraisemblable; raisonnablement; médité; bien pesé; qui tient debout)
stichhaltig; begründet; plausibel; berechtigt-
stichhaltig bijvoeglijk naamwoord
-
begründet bijvoeglijk naamwoord
-
plausibel bijvoeglijk naamwoord
-
berechtigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (résistant; fort; ferme; robuste)
zuverlässig; fest; solide; gediegen; robust; dauerhaft; kräftig; tauglich; stabil; handfest-
zuverlässig bijvoeglijk naamwoord
-
fest bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
gediegen bijvoeglijk naamwoord
-
robust bijvoeglijk naamwoord
-
dauerhaft bijvoeglijk naamwoord
-
kräftig bijvoeglijk naamwoord
-
tauglich bijvoeglijk naamwoord
-
stabil bijvoeglijk naamwoord
-
handfest bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (décidé; ferme; résolument; inébranlable; tenace; résolu; solidement; tenacement)
entschlossen; tatkräftig; energisch; entschlußfähig-
entschlossen bijvoeglijk naamwoord
-
tatkräftig bijvoeglijk naamwoord
-
energisch bijvoeglijk naamwoord
-
entschlußfähig bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (vigoureux; ferme; décidé; résolu; fermement; vif; en termes vifs)
-
solide (permanent; fixe; inébranlable; stable; solidement; constant)
unveränderlich; unabänderlich-
unveränderlich bijvoeglijk naamwoord
-
unabänderlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (costaud; fort; robuste; solidement)
-
solide (de bonne qualité; honnête; sérieux)
gründlich; zuverlässig; tüchtig; gediegen; solide; solid; effektiv; rechtschaffen-
gründlich bijvoeglijk naamwoord
-
zuverlässig bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
gediegen bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
solid bijvoeglijk naamwoord
-
effektiv bijvoeglijk naamwoord
-
rechtschaffen bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (solidement)
solide; gediegen; zuverlässig-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
gediegen bijvoeglijk naamwoord
-
zuverlässig bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (vigoureux; ferme; fort; costaud; robuste; fermement; stable; inébranlable; solidement)
beständig; standhaft; dauerhaft; sicher; beharrlich; eisern; unerschütterlich-
beständig bijvoeglijk naamwoord
-
standhaft bijvoeglijk naamwoord
-
dauerhaft bijvoeglijk naamwoord
-
sicher bijvoeglijk naamwoord
-
beharrlich bijvoeglijk naamwoord
-
eisern bijvoeglijk naamwoord
-
unerschütterlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (d'importance; substantiel; fortement; robuste; fort)
-
solide
-
solide (préparé à; qui a reçu une bonne formation)
Vertaal Matrix voor solide:
Synoniemen voor "solide":
Wiktionary: solide
solide
Cross Translation:
adjective
solide
-
physique|fr Qui a de la consistance.
- solide → Festkörper; gesetzt; solide
adjective
-
mit großer Kraft
-
haltbar, Widerstand gebend oder bietend, eine große, hoch Dichte aufweisend
-
vollkommen, vollständig, energisch, von hoch Intensität, Stärke, mit großer Macht, Wucht
-
Physik: wie ein Festkörper; nicht gasförmig oder flüssig
-
umgangssprachlich: einfach zu handhaben, leicht zu pflegen, nicht empfindlich
-
so, dass es dauerhaft Beanspruchungen standhält; widerstandsfähig
-
stark und gesichert gegen Gefährdungen
-
durch gute (wissenschaftliche) Bildung und Sachkenntnis gesichert
-
durch materielle Mittel und Maßnahmen gesichert
-
nicht aufzulösen, nicht zu brechen, unerschütterlich
-
wenig dehnbar und dabei relativ reißfest
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• solide | → kräftig | ↔ burly — well-built |
• solide | → fest | ↔ solid — in the solid state |
• solide | → solide; robust | ↔ solid — strong, unyielding (as of foundations etc) |
• solide | → bündig | ↔ solid — lacking errors or inconsistencies |
• solide | → Festkörper | ↔ solid — chemistry: fundamental state of matter |
• solide | → Körper | ↔ solid — geometry: three-dimensional object |
• solide | → stark | ↔ strong — capable of withstanding great physical force |
• solide | → robust | ↔ sturdy — of firm build |
• solide | → kräftig; stattlich | ↔ flink — stevig van lichaamsbouw |
Verwante vertalingen van solide
Duits
Uitgebreide vertaling voor solide (Duits) in het Frans
solide:
-
solide (rechtschaffen; zuverlässig; gründlich; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv)
-
solide (kräftig; forsch; robust; kraftvoll; stabil; derb; gediegen; eisern)
-
solide (bekannt; zuverlässig; familiär; glaubwürdig; glaubhaft; gewohnt; solvabel)
-
solide (gediegen; zuverlässig)
-
solide (zuverlässig; fest; gediegen; robust; dauerhaft; kräftig; tauglich; stabil; handfest)
-
solide (stabil; dauerhaft; stark; robust)
-
solide (gründlich; zuverlässig; tüchtig; gediegen; solid; effektiv; rechtschaffen)
de bonne qualité; solide; honnête; sérieux-
de bonne qualité bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
sérieux bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide
charpenté; solidement charpenté-
charpenté bijvoeglijk naamwoord
-
solidement charpenté bijvoeglijk naamwoord
-
-
solide (untermauert; begründet; fundiert; erdig; fundamental)
Vertaal Matrix voor solide:
Synoniemen voor "solide":
Wiktionary: solide
solide
Cross Translation:
adjective
solide
-
so, dass es dauerhaft Beanspruchungen standhält; widerstandsfähig
- solide → solide
-
stark und gesichert gegen Gefährdungen
- solide → solide
-
durch gute (wissenschaftliche) Bildung und Sachkenntnis gesichert
- solide → solide
-
durch materielle Mittel und Maßnahmen gesichert
- solide → solide
-
qualitativ ohne Makel, gut
- solide → bon; de qualité
-
qualitativ gut und zugleich preiswert, nicht zu ausgeschmückt
- solide → beau
-
(umgangssprachlich): wie es sich gehört, wie es sein sollte
- solide → véritable; digne de ce nom
-
moralisch und sittlich einwandfrei
- solide → honnête
adjective
-
physique|fr Qui a de la consistance.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• solide | → solide | ↔ solid — strong, unyielding (as of foundations etc) |