Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. immun:
    • Wiktionary:
      immun → immun
    • Synoniemen voor "immun":
      immunisant; immunisé; mithridatisé; vacciné
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. immun:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor immun (Frans) in het Duits

immun:


Synoniemen voor "immun":

  • immunisant; immunisé; mithridatisé; vacciné

Wiktionary: immun

immun
adjective
  1. rare|fr Qui est immuniser.



Duits

Uitgebreide vertaling voor immun (Duits) in het Frans

immun:

immun bijvoeglijk naamwoord

  1. immun (unempfindlich)
    inviolable; résistant à
  2. immun (keinen Schmerz fühlend; gefühllos; unempfindlich)
    insensible

Vertaal Matrix voor immun:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
insensible gefühllos; immun; keinen Schmerz fühlend; unempfindlich eisenhart; eisenstark; emotielos; freistehend; frisch; gelassen; gleichgültig; hart; hartherzig; heil; intakt; klatblütig; ledig; leer; neu; nichtig; rein; stahlhart; steinhart; unangetastet; unbenutzt; unberührt; unberürht; unbewegt; ungebraucht; ungekünstelt; ungekürzt; ungerührt; unmerkbar; unmerklich; unversehrt
inviolable immun; unempfindlich unantastbar; unverletzlich
résistant à immun; unempfindlich beständig gegen; gewachsen

Synoniemen voor "immun":

  • resistent; resistiv; unempfindlich; unempfänglich; widerstandsfähig

Wiktionary: immun

immun
adjective
  1. unempfindlich, widerstandsfähig, gefeit
immun
adjective
  1. rare|fr Qui est immuniser.

Cross Translation:
FromToVia
immun immunisé immuun — onvatbaar