Frans
Uitgebreide vertaling voor ténu (Frans) in het Duits
tenu:
-
tenu (occupé; lié; engagé; obligé)
gezwungen; verbindlich; verpflichtet; obligatorisch; unfrei-
gezwungen bijvoeglijk naamwoord
-
verbindlich bijvoeglijk naamwoord
-
verpflichtet bijvoeglijk naamwoord
-
obligatorisch bijvoeglijk naamwoord
-
unfrei bijvoeglijk naamwoord
-
-
tenu (obligatoire; obligé; engagé; dû; lié; réglementaire)
verpflichtet; erforderlich; obligatorisch; vorschriftsmäßig; verbindlich; ordnungsgemäß; gezwungen; reglementarisch-
verpflichtet bijvoeglijk naamwoord
-
erforderlich bijvoeglijk naamwoord
-
obligatorisch bijvoeglijk naamwoord
-
vorschriftsmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
verbindlich bijvoeglijk naamwoord
-
ordnungsgemäß bijvoeglijk naamwoord
-
gezwungen bijvoeglijk naamwoord
-
reglementarisch bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor tenu:
Synoniemen voor "tenu":
ténu:
-
ténu (étroit; serré; petit; restreint; étouffé; étroitement; limité; étouffant; pressant; petitement)
Vertaal Matrix voor ténu:
Synoniemen voor "ténu":
ténu vorm van tenir:
tenir werkwoord (tiens, tient, tenons, tenez, tiennent, tenais, tenait, tenions, teniez, tenaient, tins, tint, tînmes, tîntes, tinrent, tiendrai, tiendras, tiendra, tiendrons, tiendrez, tiendront)
-
tenir (disposer de; avoir; posséder)
-
tenir (ne pas laisser aller; retenir; garder; garder chez soi)
-
tenir (emprisonner; détenir; garder; interner; retenir; conserver)
einschließen; einsperren; gefangenhalten; festsetzen; einpferchen-
einschließen werkwoord (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
-
gefangenhalten werkwoord
-
einpferchen werkwoord (pferche ein, pferchst ein, pfercht ein, pferchte ein, pferchtet ein, eingepfercht)
-
-
tenir (endurer; tenir le coup; persister; supporter; persévérer; maintenir; continuer; subir; tenir jusqu'au bout)
aushalten; tragen; ertragen; durchhalten; ausgestreckt halten; ausharren-
durchhalten werkwoord (halte durch, hältst durch, hält durch, hielt durch, hieltet durch, durchgehalten)
-
ausgestreckt halten werkwoord
-
tenir (maintenir; garder à la main)
-
tenir (emprisonner; détenir; conserver; retenir; garder)
einschließen; einsperren; im Gefängnis werfen; aufsperren-
einschließen werkwoord (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
-
im Gefängnis werfen werkwoord
-
Conjugations for tenir:
Présent
- tiens
- tiens
- tient
- tenons
- tenez
- tiennent
imparfait
- tenais
- tenais
- tenait
- tenions
- teniez
- tenaient
passé simple
- tins
- tins
- tint
- tînmes
- tîntes
- tinrent
futur simple
- tiendrai
- tiendras
- tiendra
- tiendrons
- tiendrez
- tiendront
subjonctif présent
- que je tienne
- que tu tiennes
- qu'il tienne
- que nous tenions
- que vous teniez
- qu'ils tiennent
conditionnel présent
- tiendrais
- tiendrais
- tiendrait
- tiendrions
- tiendriez
- tiendraient
passé composé
- ai tenu
- as tenu
- a tenu
- avons tenu
- avez tenu
- ont tenu
divers
- tiens!
- tenez!
- tenons!
- tenu
- tenant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor tenir:
Synoniemen voor "tenir":
Wiktionary: tenir
tenir
Cross Translation:
verb
tenir
verb
-
-
- aufwärmen; verstehen → sur le tapis; réchauffer; échauffer; remettre; tenir; quelque chose; jeter; mettre; entendre; comprendre; arriver en ville; catcher; entraver; piger; poigner; interpréter; considérer; comme; quelqu'un; pour; voir
-
etwas veranstalten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tenir | → beistehen | ↔ abide by — to remain faithful to something or someone; to stand to; to adhere |
• tenir | → hegen | ↔ cherish — to nurture with care |
• tenir | → halten | ↔ hold — to grasp |
• tenir | → austragen | ↔ hold — to organise an event or meeting |
• tenir | → behalten; halten | ↔ houden — niet laten varen, het bezit ervan niet verliezen |
tenu à:
-
tenu à (obligé de; dû; tenu de faire qc)
schuldig; verbindlich; verpflichtet sein an-
schuldig bijvoeglijk naamwoord
-
verbindlich bijvoeglijk naamwoord
-
verpflichtet sein an bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor tenu à:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verpflichtet sein an | devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schuldig | dû; obligé de; tenu de faire qc; tenu à | coupable; dû; redevable |
verbindlich | dû; obligé de; tenu de faire qc; tenu à | dû; engagé; lié; obligatoire; obligeant; obligé; occupé; réglementaire; réglémentaire; tenu |
verpflichtet sein an | dû; obligé de; tenu de faire qc; tenu à |