Frans

Uitgebreide vertaling voor bébé (Frans) in het Duits

bébé:

bébé [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bébé (petit bébé; petit enfant)
    Baby; Kindchen; Dingelchen
    • Baby [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kindchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Dingelchen [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. le bébé (nourrisson; bambin; nouveau-né; petit)
    Baby; der Säugling
    • Baby [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Säugling [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. le bébé (gamin; mioche; bambin; )
    der Knabe; der Sprößling; der Dreikäsehoch; der Knirps; Kleinkind; Kind; der Kleine; Gör; Dingelchen; der Wicht; Ding; Kerlchen
    • Knabe [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Sprößling [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Dreikäsehoch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Knirps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kleinkind [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kind [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kleine [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gör [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Dingelchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Wicht [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ding [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerlchen [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. le bébé (bambin; enfant; petit; petite fille; petit garçon)
    Kindchen; Kind
    • Kindchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kind [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bébé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Baby bambin; bébé; nourrisson; nouveau-né; petit; petit bébé; petit enfant
Ding asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau article; babiole; bagatelle; bambin; camelote; chose; chose sans importance; enfant; futilité; môme; objet; petit; petit garçon; petite chose; petite fille; produit; rien; rien du tout; truc
Dingelchen asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit bébé; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau babiole; babioles; bagatelle; chose sans importance; futilité; petite chose; petites choses; rien; rien du tout; riens
Dreikäsehoch asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; gamin; gnome; gosse; lutin
Gör asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau blanc-bec; galopin; gamin; gosse; polisson
Kerlchen asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; bonhomme; gamin; gars; gosse; homme; mec; monsieur; petit homme; type; zèbre
Kind asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; enfant; môme; petit; petit garçon; petite fille
Kindchen bambin; bébé; enfant; petit; petit bébé; petit enfant; petit garçon; petite fille
Kleine asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; bout d'homme; gamin; gosse; petit bonhomme; petit bout d'homme; petit homme; petite; type
Kleinkind asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau
Knabe asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; bout d'homme; gamin; gosse; petit bonhomme; petit bout d'homme; petit homme; type
Knirps asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; bonhomme; gamin; gnome; gosse; lutin; microbe; petit homme; puce
Sprößling asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; bouture; descendant; gamin; gosse; rejeton
Säugling bambin; bébé; nourrisson; nouveau-né; petit petit bébé
Wicht asticot; avorton; bambin; bébé; enfant; gamin; gosse; jeune enfant; mioche; moutard; nabot; petiot; petit; petit enfant; petit garçon; petite fille; tout-petit; têtard; vermisseau bambin; bêcheuse; gamin; gosse; microbe; pimbêche; puce

Synoniemen voor "bébé":


Wiktionary: bébé

bébé
noun
  1. Très jeune enfant, nourrisson, qui n’a pas atteindre l’âge du sevrage.
bébé
Cross Translation:
FromToVia
bébé Baby; Kleinkind; Säugling baby — very young human being
bébé Schatz; Schätzchen baby — term of endearment

Verwante vertalingen van bébé



Duits

Uitgebreide vertaling voor bébé (Duits) in het Frans

bébé vorm van beben:

beben werkwoord (bebe, bebst, bebt, bebte, bebtet, gebebt)

  1. beben (hin und her bewegen; stoßen; erschüttern; vibrieren)
    secouer; agiter
    • secouer werkwoord (secoue, secoues, secouons, secouez, )
    • agiter werkwoord (agite, agites, agitons, agitez, )
  2. beben (frösteln; zittern; bibbern; zucken; vibrieren)
    trembler; frémir; trembloter; frissonner; tressaillir; grelotter; vibrer
    • trembler werkwoord (tremble, trembles, tremblons, tremblez, )
    • frémir werkwoord (frémis, frémit, frémissons, frémissez, )
    • trembloter werkwoord (tremblote, tremblotes, tremblotons, tremblotez, )
    • frissonner werkwoord (frissonne, frissonnes, frissonnons, frissonnez, )
    • tressaillir werkwoord (tressaille, tressailles, tressaillons, tressaillez, )
    • grelotter werkwoord (grelotte, grelottes, grelottons, grelottez, )
    • vibrer werkwoord (vibre, vibres, vibrons, vibrez, )
  3. beben (zittern; zucken; flimmern; vibrieren)
    trembler; trembloter; frémir; frissonner
    • trembler werkwoord (tremble, trembles, tremblons, tremblez, )
    • trembloter werkwoord (tremblote, tremblotes, tremblotons, tremblotez, )
    • frémir werkwoord (frémis, frémit, frémissons, frémissez, )
    • frissonner werkwoord (frissonne, frissonnes, frissonnons, frissonnez, )
  4. beben (zähneklappern; frösteln; frieren; )

Conjugations for beben:

Präsens
  1. bebe
  2. bebst
  3. bebt
  4. beben
  5. bebt
  6. beben
Imperfekt
  1. bebte
  2. bebtest
  3. bebte
  4. bebten
  5. bebtet
  6. bebten
Perfekt
  1. habe gebebt
  2. hast gebebt
  3. hat gebebt
  4. haben gebebt
  5. habt gebebt
  6. haben gebebt
1. Konjunktiv [1]
  1. bebe
  2. bebest
  3. bebe
  4. beben
  5. bebet
  6. beben
2. Konjunktiv
  1. bebte
  2. bebtest
  3. bebte
  4. bebten
  5. bebtet
  6. bebten
Futur 1
  1. werde beben
  2. wirst beben
  3. wird beben
  4. werden beben
  5. werdet beben
  6. werden beben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beben
  2. würdest beben
  3. würde beben
  4. würden beben
  5. würdet beben
  6. würden beben
Diverses
  1. beb!
  2. bebt!
  3. beben Sie!
  4. gebebt
  5. bebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beben:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agiter beben; bibbern; erschüttern; hin und her bewegen; schütteln; stoßen; vibrieren anschüren; auf und ab bewegen; auf und nieder bewegen; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; herumstreifen; herumstreunen; jemandem zurichten; rühren; rütteln; schlingern; schwenken; schüren; streunen; umherschweifen; umruhren; wricken; wriggeln
claquer des dents beben; frieren; frösteln; schaudern; schlottern; schnattern; zittern; zähneklappern
frissonner beben; bibbern; flimmern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken grausen; sich grausen; sich gruseln; vibrieren; zittern; zucken
frémir beben; bibbern; flimmern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken entsetzen; grauen; grausen; knistern; rascheln; schaudern; schwabbeln; sich grausen; sich gruseln; verabscheuen; vibrieren; zittern; zucken
grelotter beben; bibbern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken vibrieren; zittern; zucken
secouer beben; bibbern; erschüttern; hin und her bewegen; schütteln; stoßen; vibrieren abklopfen; abschlagen; abschütteln; aufschütteln; baumeln; dünen; flattern; fließen; herumfliegen; pendeln; rütteln; schaukeln; schlackern; schlenkern; schleudern; schlingen; schlingern; schlittern; schmettern; schwanken; schwenken; schwingen; sich entäußern von; sich vom Halse schaffen; sichwellen; tänzeln; umschütteln; wackeln; wallen; watscheln; wiegen; winken; wippen; wogen; wricken; wriggeln
trembler beben; bibbern; flimmern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken brennen; klopfen; schwabbeln; unruhig warten auf etwas; vibrieren; zittern; zucken
trembloter beben; bibbern; flimmern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken flackern; flammen; funkeln; vibrieren; zittern; zucken
tressaillir beben; bibbern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken vibrieren; zittern; zucken
vibrer beben; bibbern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken schwabbeln; vibrieren; zittern; zucken

Synoniemen voor "beben":


Wiktionary: beben

beben
verb
  1. sich durch äußere, physikalische Einwirkung erschüttern, heftig zittern, vibrieren
  2. aus Angst, Erregung zittern
beben
verb
  1. Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général)

Cross Translation:
FromToVia
beben trembloter; frissonner bibberen — hevig trillen van kou of angst
beben trembler beven — hard en heftig trillen