Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. caissier:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor caissier (Frans) in het Duits

caissier:

caissier [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le caissier (caissière)
    die Kassiererin; der Kassierer
  2. le caissier (percepteur; encaisseur; quêteur; quêteuse; garçon de recettes)
    der Kassierer; der Kassenbote; der Einzieher; der Kollektant

Vertaal Matrix voor caissier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Einzieher caissier; encaisseur; garçon de recettes; percepteur; quêteur; quêteuse
Kassenbote caissier; encaisseur; garçon de recettes; percepteur; quêteur; quêteuse
Kassierer caissier; caissière; encaisseur; garçon de recettes; percepteur; quêteur; quêteuse trésorier
Kassiererin caissier; caissière caissière
Kollektant caissier; encaisseur; garçon de recettes; percepteur; quêteur; quêteuse collectionneur; encaisseur; garçon de recettes; percepteur; quêteur; quêteuse

Synoniemen voor "caissier":


Wiktionary: caissier

caissier
noun
  1. personne qui tient la caisse

Cross Translation:
FromToVia
caissier Kassierer; Kassiererin cashier — one who works at a till or receiving payments
caissier Bankangestellter; Bankangestellte teller — bank clerk who receives and pays out money