Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: ris

Franse en Duitse zoekresultaten voor: ris

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. RIS:
  2. rire:
  3. Wiktionary:
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. RIS:
  2. Riß:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor ris (Frans) in het Duits

ris:


Synoniemen voor "ris":


Wiktionary: ris

ris
noun
  1. Ausdruck der Belustigung, der Freude

RIS:

RIS

  1. RIS (services d'installation à distance)
    Remoteinstallationsdienste; RIS

Vertaal Matrix voor RIS:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
RIS RIS; services d'installation à distance
Remoteinstallationsdienste RIS; services d'installation à distance

rire:

rire [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le rire (éclats de rire; grimace; ricanement)
    Lachen; Lächeln; Grinsen; Gelächter
    • Lachen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Lächeln [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Grinsen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gelächter [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. le rire (rires étouffés; ricanement)
    Gelach; Gekicher
    • Gelach [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gekicher [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gekicher ricanement; rire; rires étouffés rires; rires étouffés; éclats de rire
Gelach ricanement; rire; rires étouffés
Gelächter grimace; ricanement; rire; éclats de rire rires; rires étouffés; éclats de rire
Grinsen grimace; ricanement; rire; éclats de rire grimace; remarque moqueuse; ricanement; ricanements; rictus; rires étouffés; vanne
Lachen grimace; ricanement; rire; éclats de rire rires; rires étouffés; éclats de rire
Lächeln grimace; ricanement; rire; éclats de rire sourire

Synoniemen voor "rire":


Wiktionary: rire

rire
verb
  1. Marquer un sentiment de gaieté accompagné par un changement d’expression du visage
noun
  1. action de rire.
rire
  1. wegen Belustigung den Mund öffnen und Laute ausstoßen
  2. nordostdeutsch, besonders berlinerisch, salopp: aus Trotz, zum Trotz; nun gerade; aus Eigensinn; nur zum Spaß
noun
  1. Ausdruck der Belustigung, der Freude
Cross Translation:
FromToVia
• rire → Lachen ↔ laugh — expression of mirth peculiar to the human species
• rire → lachen ↔ laugh — show mirth by peculiar movement of the muscles of the face and emission of sounds
• rire → auslachen ↔ laugh — make an object of laughter or ridicule
• rire → Gelächter; Lachen ↔ laughter — movement of the muscles of the laughing face
• rire → Lachen; Gelächter ↔ laughter — sound (as) of laughing
• rire → lachen ↔ lachen — zichtbaar en/of hoorbaar blij zijn met iets of iets grappig vinden
• rire → Lachen ↔ gelach — het lachen

Verwante vertalingen van ris



Duits

Uitgebreide vertaling voor ris (Duits) in het Frans

RIS:

RIS

  1. RIS (Remoteinstallationsdienste)
    services d'installation à distance; RIS

Vertaal Matrix voor RIS:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
RIS RIS; Remoteinstallationsdienste
services d'installation à distance RIS; Remoteinstallationsdienste

Riß:

Riß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Riß (Bruch; Sprung)
    la fissure; la rupture; la crevasse; la fêlure; la gerçure
    • fissure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rupture [la ~] zelfstandig naamwoord
    • crevasse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fêlure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gerçure [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Riß (Kerbe; Einschnitt; Spalte)
    la crevasse; l'encoche
    • crevasse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encoche [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Riß (Spalt; Spalte)
    la déchirure; la décousure; la partie décousue

Vertaal Matrix voor Riß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crevasse Bruch; Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte; Sprung Abgrund; Aussparung; Falz; Felsenschlucht; Felsspalt; Felsspalte; Furche; Gebirgsschlüchte; Kluft; Klüfte; Schlitz; Schlucht; Schlünde; Spalt; Spalte; Zwischenraum
déchirure Riß; Spalt; Spalte Anreißen; Aufreißen; Einkerbungen; Einschnitte; Kerben; Kratzer; Losreißen; Schramme
décousure Riß; Spalt; Spalte
encoche Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte Einkerbung; Einschnitt; Fink; Kerbe; Kerbung; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnitte
fissure Bruch; Riß; Sprung Anreißen; Aussparung; Furche; Kluft; Rille; Rinne; Spalte; Zwischenraum
fêlure Bruch; Riß; Sprung Bruch; Knacks
gerçure Bruch; Riß; Sprung
partie décousue Riß; Spalt; Spalte
rupture Bruch; Riß; Sprung Abbrechung; Abbruch; Bruch; Fraktur; Ruptur; Schisma; Spaltung; Trennung; Unterbrechung

Wiktionary: Riß

Riß
noun
  1. À classer
  2. dessein, idée de ce qu’on penser réaliser, conception des moyens qu’on croire utiles pour exécuter ce qu’on médite.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0421 seconde
Page rendered in 1.0 seconds