Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: transit

Franse en Duitse zoekresultaten voor: transit

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

transit:
- Durchfuhr; Durchführung; Transit; Durchgangsverkehr
Wiktionary:
- transit → Durchgang
- transit → Transit, Durchgang

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Transit:
- transit; marchandise transitée
Wiktionary:
- Transit → transit

Frans

Uitgebreide vertaling voor transit (Frans) in het Duits

transit:

transit [le ~] zelfstandig naamwoord

le transit (marchandise transitée)
die Durchfuhr; die Durchführung; der Transit
- Durchfuhr [die ~] zelfstandig naamwoord
- Durchführung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Transit [der ~] zelfstandig naamwoord
le transit
der Durchgangsverkehr
- Durchgangsverkehr [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor transit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Durchfuhr	marchandise transitée; transit
Durchführung	marchandise transitée; transit	exécution; mise en application; mise à exécution; réalisation
Durchgangsverkehr	transit	toutes directions
Transit	marchandise transitée; transit

Synoniemen voor "transit":

exportation; commerce; expatriation; expédition; passage; transport

Wiktionary: transit

transit

noun

(term, Douanes)
- transit → Durchgang

Cross Translation:

From	To	Via
• transit	→ Transit; Durchgang	↔ transit — The act of passing over, across, or through something
• transit	→ Durchgang	↔ transit — The passage of a celestial body

Verwante vertalingen van transit

Duits

Uitgebreide vertaling voor transit (Duits) in het Frans

Transit:

Transit [der ~] zelfstandig naamwoord

der Transit (Durchfuhr; Durchführung)
le transit; la marchandise transitée
- transit [le ~] zelfstandig naamwoord
- marchandise transitée [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Transit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
marchandise transitée	Durchfuhr; Durchführung; Transit
transit	Durchfuhr; Durchführung; Transit	Durchgangsverkehr

Wiktionary: Transit

Cross Translation:

From	To	Via
• Transit	→ transit	↔ transit — The act of passing over, across, or through something