Faiseur in het Duits vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

faiseur:
- Bauarbeiter; Autor; Hersteller; Schöpfer; Urheber; Entwerfer; Erzeuger; Gestalter; Erbauer; Gott; Komponist
Wiktionary:
- faiseur → Macker
- faiseur → Handelnde

Frans

Uitgebreide vertaling voor faiseur (Frans) in het Duits

le faiseur (ouvrier du bâtiment; constructeur)
der Bauarbeiter
- Bauarbeiter [der ~] zelfstandig naamwoord
le faiseur (auteur; constructeur; fabricant; architecte)
der Autor; der Hersteller; der Schöpfer; der Urheber; der Entwerfer; der Erzeuger; der Gestalter; der Erbauer
- Autor [der ~] zelfstandig naamwoord
- Hersteller [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schöpfer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Urheber [der ~] zelfstandig naamwoord
- Entwerfer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Erzeuger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gestalter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Erbauer [der ~] zelfstandig naamwoord
le faiseur (créateur; architecte; auteur; constructeur; inventeur; fabricant)
der Autor; der Entwerfer; der Gestalter; der Erbauer; der Gott; der Schöpfer; der Komponist
- Autor [der ~] zelfstandig naamwoord
- Entwerfer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gestalter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Erbauer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gott [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schöpfer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Komponist [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Autor	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	auteur; auteurs; créateur; poète; romancier; romanciers; écrivain; écrivains
Bauarbeiter	constructeur; faiseur; ouvrier du bâtiment	ouvriers; ouvriers du bâtiment
Entwerfer	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	concepteur; créateur; directeur d'art
Erbauer	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur
Erzeuger	architecte; auteur; constructeur; fabricant; faiseur	agent; auteur; constructeur; cultivateur; fabricant; géniteur; générateur; horticulteur; industriel; procréateur; producteur; pépiniériste; révélateur; éleveur
Gestalter	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur
Gott	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	Créateur; Dieu; Tout-Puissant; divinité; idole
Hersteller	architecte; auteur; constructeur; fabricant; faiseur	constructeur; cultivateur; fabricant; industriel; producteur; éleveur
Komponist	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	compositeur
Schöpfer	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	Créateur; Dieu; auteurs; créateurs; cuiller à pot; cuillers pour servir la soupe; louche; louches
Urheber	architecte; auteur; constructeur; fabricant; faiseur	créateur; fondateur; fondatrice; initiateur; instigateur; promoteur

faiseur

noun

umgangssprachlich, abwertend: Mann; oftmals jemand, der mindestens etwas fremd ist und mit dem Beiklang Chauvi, Macho
- Macker → faiseur

Cross Translation:

From	To	Via
• faiseur	→ Handelnde	↔ actor — one who acts; a doer