Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. infliger une punition:


Frans

Uitgebreide vertaling voor infliger une punition (Frans) in het Duits

infliger une punition:

infliger une punition werkwoord

  1. infliger une punition (punir; châtier)
    bestrafen; strafen
    • bestrafen werkwoord (bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
    • strafen werkwoord (strafe, strafst, straft, strafte, straftet, gestraft)
  2. infliger une punition (punir)
    bestrafen; strafen; züchtigen
    • bestrafen werkwoord (bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
    • strafen werkwoord (strafe, strafst, straft, strafte, straftet, gestraft)
    • züchtigen werkwoord (züchtige, züchtigst, züchtigt, züchtigte, züchtigtet, gezüchtigt)
  3. infliger une punition (châtier; punir; fouetter)
    kasteien; bestrafen; strafen; züchtigen
    • kasteien werkwoord (kasteie, kasteist, kasteit, kasteite, kasteitet, gekasteit)
    • bestrafen werkwoord (bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
    • strafen werkwoord (strafe, strafst, straft, strafte, straftet, gestraft)
    • züchtigen werkwoord (züchtige, züchtigst, züchtigt, züchtigte, züchtigtet, gezüchtigt)

Vertaal Matrix voor infliger une punition:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestrafen châtier; fouetter; infliger une punition; punir admonester; avoir de la rancoeur; avoir de la rancune; avoir à redire; blâmer; condamner; critiquer; déshonorer; en vouloir à quelqu'un; gronder; jeter quelque chose aux pieds de; reprendre; reprocher; réprimander; réprouver; vitupérer
kasteien châtier; fouetter; infliger une punition; punir blesser; faire tort à; martyriser; tenailler; torturer; tourmenter
strafen châtier; fouetter; infliger une punition; punir
züchtigen châtier; fouetter; infliger une punition; punir

Verwante vertalingen van infliger une punition