Mépris in het Duits vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

mépris:
- Geringschätzung; Verachtung; Hohn; Gespött; Sarkasmus; Anzüglichkeit; Stichelei; Gehässigkeit; gehässige Bemerkung
Wiktionary:
- mépris → Verachtung
- mépris → Verachtung, Missachtung, Geringschätzung, Nichtbeachten, Gleichgültigkeit, Zurücksetzung, Nichtbeachtung

Frans

Uitgebreide vertaling voor mépris (Frans) in het Duits

le mépris (dédain)
die Geringschätzung; die Verachtung
- Geringschätzung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verachtung [die ~] zelfstandig naamwoord
le mépris (dédain)
der Hohn; die Verachtung; Gespött
- Hohn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verachtung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gespött [das ~] zelfstandig naamwoord
le mépris (risée; diffamation; insulte; honte; moquerie; dérision; dédain; outrage; raillerie; sarcasme; objet de risée)
der Hohn
- Hohn [der ~] zelfstandig naamwoord
le mépris (remarque odieuse; sarcasme; dédain; parole caustique; haine; méchanceté; piquant; causticité)
der Sarkasmus; die Anzüglichkeit; die Verachtung; die Stichelei; die Gehässigkeit; die gehässige Bemerkung
- Sarkasmus [der ~] zelfstandig naamwoord
- Anzüglichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verachtung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Stichelei [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gehässigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- gehässige Bemerkung [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Anzüglichkeit	causticité; dédain; haine; méchanceté; mépris; parole caustique; piquant; remarque odieuse; sarcasme
Gehässigkeit	causticité; dédain; haine; méchanceté; mépris; parole caustique; piquant; remarque odieuse; sarcasme	bassesse; malignité; malveillance; méchanceté; perfidie; venimosité; vilenie; virulence
Geringschätzung	dédain; mépris	sous-estimation; sous-évaluation
Gespött	dédain; mépris	diffamation; dérision; honte; insulte; ironie; moquerie; objet de risée; outrage; raillerie; ricanement; rire de dérision; rire moqueur; risée; sarcasme
Hohn	diffamation; dédain; dérision; honte; insulte; moquerie; mépris; objet de risée; outrage; raillerie; risée; sarcasme
Sarkasmus	causticité; dédain; haine; méchanceté; mépris; parole caustique; piquant; remarque odieuse; sarcasme
Stichelei	causticité; dédain; haine; méchanceté; mépris; parole caustique; piquant; remarque odieuse; sarcasme	pique; pointe
Verachtung	causticité; dédain; haine; méchanceté; mépris; parole caustique; piquant; remarque odieuse; sarcasme
gehässige Bemerkung	causticité; dédain; haine; méchanceté; mépris; parole caustique; piquant; remarque odieuse; sarcasme

mépris

noun

mépris

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• mépris	→ Verachtung	↔ contempt — uncountable: a feeling or attitude
• mépris	→ Verachtung; Missachtung; Geringschätzung	↔ disdain — feeling of contempt or scorn
• mépris	→ Nichtbeachten; Gleichgültigkeit; Zurücksetzung; Missachtung; Nichtbeachtung	↔ disregard — not paying attention or caring about
• mépris	→ Verachtung	↔ scorn — contempt, disdain
• mépris	→ Verachtung	↔ minachting — het minderwaardig vinden, het geen gunstige mening hebben over