Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Vertaal voyageur

Vertaal voyageur van Frans naar Duits

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

voyageur:
- Passagier; Reisende; Flugreisende; Gast; Insasse; Fluggast; Fahrgast
- reiselustig
Wiktionary:
- voyageur → Reisende, Gast
- voyageur → Reisende, Reisender, Wandersmann

Frans

Uitgebreide vertaling voor voyageur (Frans) in het Duits

voyageur:

voyageur [le ~] zelfstandig naamwoord

le voyageur (passager; occupant)
der Passagier; der Reisende; der Flugreisende; der Gast; der Insasse; der Fluggast
- Passagier [der ~] zelfstandig naamwoord
- Reisende [der ~] zelfstandig naamwoord
- Flugreisende [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gast [der ~] zelfstandig naamwoord
- Insasse [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fluggast [der ~] zelfstandig naamwoord
le voyageur
der Fahrgast
- Fahrgast [der ~] zelfstandig naamwoord

voyageur bijvoeglijk naamwoord

voyageur
reiselustig
- reiselustig bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor voyageur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Fahrgast	voyageur	passager; passagère; petit fardeau
Fluggast	occupant; passager; voyageur	passager d'un avion
Flugreisende	occupant; passager; voyageur	passager d'un avion
Gast	occupant; passager; voyageur	hôte; invité; invitée; visiteur
Insasse	occupant; passager; voyageur
Passagier	occupant; passager; voyageur	passager; passagère; petit fardeau
Reisende	occupant; passager; voyageur
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
reiselustig	voyageur

Synoniemen voor "voyageur":

explorateur; chercheur; prospecteur; navigateur; découvreur; globe-trotter; bourlingueur; routard; itinérant; nomade; bohémien; ambulant; errant; vagabond; tsigane; gitan; bédouin; targui; passager; éphémère; transitoire; momentané; provisoire; temporaire; fugitif; touriste; vacancier; juillettiste; aoûtien; estivant; plaisancier; visiteur; hôte; invité; représentant; campeur; pèlerin; migrateur

Wiktionary: voyageur

voyageur

noun

Celui, celle qui voyage.
- voyageur → Reisende

voyageur

noun

Person, die unentgeltlich oder gegen Entgelt beherbergen, bewirten oder befördern wirdWikipedia|Gast
- Gast → voyageuse; voyageur; visiteuse; visiteur; pensionnaire; convive; consommatrice; consommateur; invitée; invité; hôte

Cross Translation:

From	To	Via
• voyageur	→ Reisende	↔ reiziger — iemand die bezig is een reis te maken
• voyageur	→ Reisender; Reisende	↔ traveller — one who travels
• voyageur	→ Wandersmann	↔ wayfarer — traveller

Verwante vertalingen van voyageur