Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: les deux

Franse en Duitse zoekresultaten voor: les deux

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

deux:
- zwei
- Paar; zwei Personen die zusammen gehören; zwei Stück
les deux:
- beide; allebeide
à deux:
- zusammen; mit einander; gepaart; paarweise
Wiktionary:
- les deux → beide
- deux → zwei, Zwei, zwo, zweiter
- deux → zwei, zwo, Zwei
- à deux → selbander

Frans

Uitgebreide vertaling voor les deux (Frans) in het Duits

deux:

deux

deux
zwei
- zwei

deux [le ~] zelfstandig naamwoord

le deux (couple; paire; brochette; bande; brelan)
Paar; die zwei Personen die zusammen gehören
- Paar [das ~] zelfstandig naamwoord
- zwei Personen die zusammen gehören [die ~] zelfstandig naamwoord
le deux (paire; couple)
Paar; zwei Stück
- Paar [das ~] zelfstandig naamwoord
- zwei Stück [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor deux:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Paar	bande; brelan; brochette; couple; deux; paire	couple; deux personnes; ensemble; groupe paire; paire
zwei Personen die zusammen gehören	bande; brelan; brochette; couple; deux; paire
zwei Stück	couple; deux; paire
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
zwei	deux

Synoniemen voor "deux":

une paire de; un couple de; un duo de; quelques; paire; couple; double

Wiktionary: deux

deux

-
- deux → zwei

noun

chiffre qui marquer deux.
- deux → zwei; zwo

deux

noun

die Ziffer Zwei (2, ٢, 二, 貳)
- Zwei → deux
Mathematik: die natürliche Zahl zwischen der Eins und der Drei
- Zwei → deux

zwei, die Kardinalzahl zwischen eins und drei
- zwei → deux

Cross Translation:

From	To	Via
• deux	→ Zwei	↔ twee — getal
• deux	→ zwo; zwei	↔ twee — telwoord
• deux	→ zweiter	↔ second — second (numeral)
• deux	→ zwei; zwo	↔ two — one plus one
• deux	→ Zwei	↔ two — digit or figure

les deux:

les deux bijvoeglijk naamwoord

les deux
beide
- beide bijvoeglijk naamwoord
les deux (tous les deux; l'un et l'autre)
beide; allebeide
- beide bijvoeglijk naamwoord
- allebeide bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor les deux:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
allebeide	l'un et l'autre; les deux; tous les deux
beide	l'un et l'autre; les deux; tous les deux	accouplé; tous deux

Wiktionary: les deux

les deux

Numerale: steht anstelle von zwei, um anzudeuten, dass die Zweizahl des Gezählten allgemein oder aus dem Vorhererwähnten bekannt ist.
- beide → les deux
Artikelwort/Pronomen (hier: Indefinitum): zeigt an, dass es sich nicht nur um einen der zwei in Frage kommenden Gegenstände handelt
- beide → les deux

à deux:

à deux bijvoeglijk naamwoord

à deux (ensemble; en commun; tous les deux; commun; collectif; réuni)
zusammen; mit einander
- zusammen bijvoeglijk naamwoord
- mit einander bijvoeglijk naamwoord
à deux (deux à deux; accouplé; par deux; par couples; par paires)
gepaart; paarweise
- gepaart bijvoeglijk naamwoord
- paarweise bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor à deux:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gepaart	accouplé; deux à deux; par couples; par deux; par paires; à deux
mit einander	collectif; commun; en commun; ensemble; réuni; tous les deux; à deux	mutuellement
paarweise	accouplé; deux à deux; par couples; par deux; par paires; à deux
zusammen	collectif; commun; en commun; ensemble; réuni; tous les deux; à deux	collectif; commun; concerté; conjoint; conjointement; de concert; en commun; en somme; ensemble; l'un contre l'autre; l'un sur l'autre; mis ensemble; réuni

Wiktionary: à deux

à deux

adverb

veraltet: zu zweit
- selbander → à deux; l’un et l’autre; ensemble

Verwante vertalingen van les deux