Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tic:
  2. Wiktionary:
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. tic:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor tic (Frans) in het Engels

tic:

tic [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le tic (tic nerveux)
    the quirk; the twitch; the nervous spasm; the nervous tremor; the tic
  2. le tic (singularité; étrangeté; bizarrerie)
    the nervous tremor; the tic; the quirk
    • nervous tremor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tic [the ~] zelfstandig naamwoord
    • quirk [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tic:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nervous spasm tic; tic nerveux
nervous tremor bizarrerie; singularité; tic; tic nerveux; étrangeté
quirk bizarrerie; singularité; tic; tic nerveux; étrangeté caprice; humeur
tic bizarrerie; singularité; tic; tic nerveux; étrangeté
twitch tic; tic nerveux
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
twitch avoir des convulsions

Synoniemen voor "tic":


Wiktionary: tic

tic
noun
  1. sudden, uncontrolled movement
  2. A local and habitual convulsive motion of certain muscles
  3. brief, small (sometimes involuntary) movement out of place and then back again

Cross Translation:
FromToVia
tic quirk; foible Mackesalopp; auf Personen bezogen: sonderbare Eigenart

Verwante vertalingen van tic



Engels

Uitgebreide vertaling voor tic (Engels) in het Frans

tic:

tic [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tic (nervous tremor; quirk)
    la singularité; le tic; l'étrangeté; la bizarrerie
  2. the tic (nervous spasm; quirk; twitch; nervous tremor)
    le tic nerveux; le tic
    • tic nerveux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tic [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tic:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bizarrerie nervous tremor; quirk; tic eccentricity; habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; queerness; singularity; strangeness
singularité nervous tremor; quirk; tic attribute; character description; character profile; characterisation; characteristic; characterization; detail; eccentricity; feature; habit; heterogeneity; oddity; oddness; particular; peculiarity; property; quality; queerness; singularity; strangeness; trait
tic nervous spasm; nervous tremor; quirk; tic; twitch
tic nerveux nervous spasm; nervous tremor; quirk; tic; twitch
étrangeté nervous tremor; quirk; tic eccentricity; oddity

Verwante woorden van "tic":


Synoniemen voor "tic":

  • twitch; twitching; vellication

Verwante definities voor "tic":

  1. a local and habitual twitching especially in the face1

Wiktionary: tic

tic
noun
  1. A local and habitual convulsive motion of certain muscles