Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. faire-valoir:
  2. faire valoir:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faire valoir (Frans) in het Engels

faire-valoir:

faire-valoir zelfstandig naamwoord

  1. faire-valoir

Vertaal Matrix voor faire-valoir:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
type of tenure faire-valoir

Synoniemen voor "faire-valoir":

  • repoussoir

Wiktionary: faire-valoir

faire-valoir
noun
  1. littérature|fr théâtre|fr cinéma|fr personnage destiné à mettre en valeur les qualités du personnage principal.
faire-valoir
noun
  1. assistant

faire valoir:

faire valoir werkwoord

  1. faire valoir (profiter de qc; tirer profit de; tirer parti de; faire son profit de; exploiter)
    to take advantage of; to exploit
    • take advantage of werkwoord (takes advantage of, took advantage of, taking advantage of)
    • exploit werkwoord (exploits, exploited, exploiting)
  2. faire valoir (exploiter; mettre à profit; mettre en exploitation; )
    to exploit
    • exploit werkwoord (exploits, exploited, exploiting)

Vertaal Matrix voor faire valoir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exploit acte courageux; acte héroïque; action héroïque; code malveillant exploitant une faille de sécurité; exploit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exploit cultiver; employer; exploiter; faire son profit de; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; profiter de qc; se servir de; tirer parti de; tirer profit de; user de; utiliser dépouiller de; exploiter; pressurer; priver de; tirer avantage de; tirer profit de
take advantage of exploiter; faire son profit de; faire valoir; profiter de qc; tirer parti de; tirer profit de dépouiller de; exploiter; pressurer; priver de; tirer profit de

Wiktionary: faire valoir

faire valoir
verb
  1. to justify by providing evidence

Verwante vertalingen van faire valoir