Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. inoculation:
  2. Wiktionary:
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. inoculation:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor inoculation (Frans) in het Engels

inoculation:

inoculation [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'inoculation (vaccination)
    the vaccination; the inoculation

Vertaal Matrix voor inoculation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inoculation inoculation; vaccination
vaccination inoculation; vaccination vaccin; vaccination

Synoniemen voor "inoculation":


Wiktionary: inoculation

inoculation
noun
  1. médecine|fr introduction dans l’organisme d’une substance contenir les germes vivants d’une maladie. Elle peut être accidentelle ou faite dans un but thérapeutique.
inoculation
noun
  1. introduction of substance into the body to produce immunity



Engels

Uitgebreide vertaling voor inoculation (Engels) in het Frans

inoculation:

inoculation [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the inoculation (vaccination)
    l'inoculation; la vaccination

Vertaal Matrix voor inoculation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inoculation inoculation; vaccination
vaccination inoculation; vaccination vaccination
- vaccination

Verwante woorden van "inoculation":

  • inoculations

Synoniemen voor "inoculation":


Verwante definities voor "inoculation":

  1. taking a vaccine as a precaution against contracting a disease1

Wiktionary: inoculation

inoculation
noun
  1. introduction of substance into the body to produce immunity
inoculation
noun
  1. médecine|fr introduction dans l’organisme d’une substance contenir les germes vivants d’une maladie. Elle peut être accidentelle ou faite dans un but thérapeutique.

Verwante vertalingen van inoculation