Home ->Woordenboeken ->Frans/Engels ->Zoek: pousse

Franse en Engelse zoekresultaten voor: pousse

Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. pousse:
  2. poussé:
  3. poussée:
  4. pousser:
  5. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor pousse (Frans) in het Engels

pousse:

pousse [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le pousse (sarment; tige; branche)
    the offshoot; the tendril
    • offshoot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tendril [the ~] zelfstandig naamwoord

pousse [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la pousse (coup; soupçon; rien)
    the dash; the splash; the squeeze; the shot
    • dash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • splash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • squeeze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shot [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pousse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dash coup; pousse; rien; soupçon tiret; trait d'union
offshoot branche; pousse; sarment; tige
shot coup; pousse; rien; soupçon coup d'audace; risque
splash coup; pousse; rien; soupçon flac; floc; giclée; paquet d'eau; plouf; tache
squeeze coup; pousse; rien; soupçon flirt; petite amie
tendril branche; pousse; sarment; tige sarment; tige
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dash broyer; mâchurer; pulvériser; réduire en poudre; écraser
splash clapoter; faire un plongeon; gicler; gronder; jaillir; jeter à l'eau; plonger; retentir; tomber en faisant un bruit sourd; éclabousser; éclater
squeeze appuyer; coincer; compresser; comprimer; faire pression; manquer; peser; pincer; presser; pressurer; rogner; se saigner aux quatre veines pour; serrer; tordre
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shot abattu; exécuté; tué par balles

Synoniemen voor "pousse":


Wiktionary: pousse

pousse
noun
  1. action de pousser, croissance, développement de ce qui pousser.
pousse
noun
  1. emerging stem and embryonic leaves of a new plant
  2. new growth on a plant
Cross Translation:
FromToVia
• pousse → scion; cion; spear; shoot; sprout ↔ Spross — Botanik: junger Trieb an einer Pflanze; Junger, neu wachsender Teil einer Pflanze
• pousse → shoot ↔ Trieb — Botanik: junger, neu entstandener Spross (Pflanzenteil)

poussé:

poussé [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la poussé (accroissement; développement; croissance; )
    the development; the growth; the maturity; the full growth; the ripeness
  2. la poussé (végétation; crue; croissance; culture)
    the overgrowth; the cultivation; the covering

poussé bijvoeglijk naamwoord

  1. poussé
    pushed
    • pushed bijvoeglijk naamwoord
  2. poussé (accéléré)
    accelerated

poussé [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le poussé
    the upstroke
    • upstroke [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor poussé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
covering croissance; crue; culture; poussé; végétation abri; capote; coupole; couvercle; couverture; dôme; ferrure; protection; recouvrement; toit; toiture
cultivation croissance; crue; culture; poussé; végétation crue; cultivation; culture; développement; enseignement; formation; instruction; reproduction; superficie plantée; éducation; élevage
development accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression accroissement; croissance; cultivation; déploiement; développement; enseignement; expansion; formation; instruction; processus de croissance; quartier neuf; éducation
full growth accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression
growth accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression accroissement; agrandissement; ascension; augmentation; croissance; crue; culture; déploiement; développement; expansion; extension; grossissement; hausse; haussement; montée; processus de croissance; progrès; rehaussement; reproduction; suppléance; tumeur; élevage; épaississement
maturity accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression maturité; état adulte
overgrowth croissance; crue; culture; poussé; végétation
ripeness accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression
upstroke poussé délié
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accelerated accéléré; poussé accéléré; précipité
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
covering couvrant; de coordination; englobant; qui chapeaute
pushed poussé heurté

Synoniemen voor "poussé":


poussée:

poussée [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la poussée (coup; coup de pouce; butoir; )
    the push
    – the act of applying force in order to move something away 1
    • push [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he gave the door a hard push1
    the nudge; the thrust; the bumper; the bump; the punch; the blow; the jab; the buffer
    • nudge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thrust [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bumper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jab [the ~] zelfstandig naamwoord
    • buffer [the ~] zelfstandig naamwoord
    the shove
    – the act of shoving (giving a push to someone or something) 1
    • shove [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he gave the door a shove1
  2. la poussée (foule; bousculade; animation; affluence; cohue)
    the rush; the influx; the flow; the stampede; the squash
    • rush [the ~] zelfstandig naamwoord
    • influx [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stampede [the ~] zelfstandig naamwoord
    • squash [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. la poussée (instances; ardeur; aspiration; )
    the insistence; the urgency
  4. la poussée (ardeur; énergie; âme; )
    the thoroughness; the energy; the momentum; the impetus; the strength; the spunk; the spirit; the jenever; the drive; the gin; the soul
    • thoroughness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • energy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • momentum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • impetus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • strength [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spunk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spirit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jenever [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drive [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • soul [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. la poussée (aiguillon; incitation; stimulation; )
    the stimulus; the incentive; the impulse; the momentum; the boost; the spur; the drive; the impetus
    • stimulus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • incentive [the ~] zelfstandig naamwoord
    • impulse [the ~] zelfstandig naamwoord
    • momentum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boost [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spur [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drive [the ~] zelfstandig naamwoord
    • impetus [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. la poussée
    the pushing
    • pushing [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. la poussée (moteur; propulsion; traction; )
    the motor; the drive; the propulsion; the propelling-force; the force
  8. la poussée (force motrice; force de propulsion; force de traction)
    the driving force; the motive power; the propulsion; the force
  9. la poussée (ambition; aspiration; recherche; )
    the aspirations; the ambition
  10. la poussée (propulsion; force propulsive)
    the impetus; the momentum; the drive
    • impetus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • momentum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drive [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor poussée:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambition ambition; application; ardeur; aspiration; dévouement; efforts; poussée; recherche; zèle ambition; application; ardeur; aspiration; assiduité; attachement; but principal; caractère passionné; consécration; dévouement; fougue; idéal; passion; sollicitude
aspirations ambition; application; ardeur; aspiration; dévouement; efforts; poussée; recherche; zèle
blow butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée baffe; beigne; bosse; claque; contrecoup; coup; coup de main; coup dur; déception; désillusion; gifle; heurt; pain; petit coup; tape; tape de la main; torgnole; tuile
boost aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus
buffer butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée bourrelet; butoir; heurtoir; marge; mémoire tampon; pare-chocs; tampon
bump butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée blessure; bosse; boule; boum; choc; coup; coup violent; floc; fracas; grondement; inégalité; lourde chute; plouf; traumatisme; éclat
bumper butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée butoir
drive actionnement; aiguillon; ardeur; caractère; dynamisme; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; mise en marche; moteur; piquant; poussée; propulsion; ressort; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus; traction; vitalité; âme; énergie accès; aller; allée; ballade en voiture; battue; entrée; excursion; impulsion; incursion; instinct; lecteur; lecteur de disque; lecteur de disquette; montée; petit tour; promenade; promenade à voiture; pulsion; rafle; rampe; razzia; sortie; tendance; tour; traque; usage de la voiture; voie d'accès; voie d'entrée; échappée
driving force force de propulsion; force de traction; force motrice; poussée
energy ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie capacité de travail; productivité; vitalité; zèle; énergie
flow affluence; animation; bousculade; cohue; foule; poussée flux; foule d'occupations; membre de dimension de flux
force actionnement; force de propulsion; force de traction; force motrice; force propulsive; mise en marche; moteur; poussée; propulsion; traction armée; capacité; contrainte; effectifs; force; force armée; force militaire; forces armées; forces militaires; imposer; main-d'oeuvre; pouvoir; pouvoirs; puissance; violence
gin ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie
impetus aiguillon; ardeur; caractère; dynamisme; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; propulsion; ressort; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus; vitalité; âme; énergie
impulse aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus aiguillon; encouragement; exhortation; impulsion; incitation; instigation; instinct; pulsion; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus; tendance
incentive aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus exhortation; incitation; instigation; stimulant; stimulation; stimulus
influx affluence; animation; bousculade; cohue; foule; poussée affluence; afflux; fleuve; flot; marée haute; marée montante; rivière; torrent
insistence application; ardeur; aspiration; efforts; instances; poussée; recherche; zèle
jab butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; torgnole
jenever ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie genièvre; gnôle
momentum aiguillon; ardeur; caractère; dynamisme; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; propulsion; ressort; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus; vitalité; âme; énergie allant; dynamisme
motive power force de propulsion; force de traction; force motrice; poussée
motor actionnement; force propulsive; mise en marche; moteur; poussée; propulsion; traction moteur
nudge butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; torgnole; wizz
propelling-force actionnement; force propulsive; mise en marche; moteur; poussée; propulsion; traction force de propulsion; force propulsive; propulsion; traction
propulsion actionnement; force de propulsion; force de traction; force motrice; force propulsive; mise en marche; moteur; poussée; propulsion; traction force de propulsion; force propulsive; propulsion; traction
punch butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée baffe; beigne; bourrade; chataîgne; claque; claques; coup; coup de poing; coup dur; coups; coups de poing; coups durs; gifle; gifles; gnon; heurt; marron; pain; perforatrice; petit coup; poinçon; poinçonneuse; torgniole; torgnole
push butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée bouton; transmission de type push
pushing poussée vente
rush affluence; animation; bousculade; cohue; foule; poussée ardeur; assaut; assauts; attaque; attaque à main armée; charge; empressement; ferveur; fougue; foule d'occupations; hold-up; hâte; invasion; précipitation; rafle; razzia; rush; rushes; ruée; ruées; tempérament
shove butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée
soul ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie buste; caractère; dedans; entrailles; intérieur; nature; poitrine; psyché; tempérament; âme
spirit ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie boissons alcooliques; dedans; entrailles; esprit; intérieur; psyché; spiritueux
spunk ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie
spur aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus
squash affluence; animation; bousculade; cohue; foule; poussée ratés
stampede affluence; animation; bousculade; cohue; foule; poussée
stimulus aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus aiguillon; encouragement; exhortation; impulsion; incitation; instigation; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus
strength ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie capacité; contrainte; côté fort; dynamique; fait d'être ferme; fermeté; force; force musculaire; intensité; pouvoir; pouvoirs; puissance; robustesse; résolution; solidité; vigueur; violence; énergie
thoroughness ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie action immédiate; ardeur; bonne qualité; durabilité; dynamisme; fermeté; fermeté énergique; fiabilité; force; minutie; ressort; résolution; solidité; stabilité; sérieux; vitalité; énergie
thrust butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée force de propulsion
urgency application; ardeur; aspiration; efforts; instances; poussée; recherche; zèle précipitation; urgence
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow activer; aigrir; attiser; empoisonner; enfieller; exaspérer; faire du vent; faire monter; ficher le camp; filer; flotter au vent; gâter; haleter; irriter; jouer de la flûte; poudroyer; ranimer; s'envoler; s'envoler en poussière; se barrer; se tirer; siffler; souffler; souffler fortement; souffler sur; soulever la poussière; soupirer; stimuler; sucer; tisonner; téter; venter; voler; voleter; voltiger
boost activer; animer; arranger; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever; tisonner; éperonner
buffer mettre en mémoire tampon; tamponner
drive actionner; aguillonner; aiguillonner; conduire; convier; diriger; encourager à; enfoncer; enfoncer des pilotis; exciter; faire de l'équitation; faire du cheval; guider un cheval; inciter; inviter; mettre en marche; piloter; pousser; pousser en avant; presser; propulser; s'empresser; stimuler; tenir le volant; être au volant
flow couler; découler de; gicler; ondoyer; onduler; resulter de; ruisseler; s'écouler
force brusquer; contraindre; contraindre à; contraindre à faire; dicter; enjoindre; forcer; forcer à; forcer à faire; imposer; insister; nécessiter; obliger; obliger à; obliger à faire; ordonner; pousser; pousser à; pousser à faire; prescrire; réussir à imposer
jab donner un bourrade à; donner un coup de coude à
nudge buter vers; déplacer; heurter vers; pousser; pousser vers
punch cogner; flanquer une châtaigne à; frapper; gourmer; perforer; poinçonner; taper; étamper
push bousculer; cogner; effectuer une transmission de type push; faire coulisser; faire glisser; favoriser; frapper; gourmer; négocier; placer; pousser; pousser en avant; promouvoir; promouvoir quelque chose; repousser; taper; traiter; vendre
rush accourir; assaillir; courir; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper; hâter; pousser qn à se dépêcher; presser; précipiter; s'empresser; s'élancer; se dépêcher; se hâter; se presser; se précipiter; se rendre en hâte; se rendre en toute hâte; se ruer sur; sprinter
shove faire coulisser; faire glisser; pousser; pousser en avant
squash aplatir; broyer; compresser; comprimer; laminer; mâchurer; planer; écraser
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rush canné; de chaume; de jonc; de roseau

Synoniemen voor "poussée":


Wiktionary: poussée

poussée
noun
  1. Action de pousser. (Sens général)
poussée
noun
  1. sudden transient rush or flood
  2. force due to propulsion
Cross Translation:
FromToVia
• poussée → shove; push ↔ duw — een zet, een stoot
• poussée → thrust ↔ Schub — Physik: Kraft in eine bestimmte Richtung, die Beschleunigung auslöst

pousser:

pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )

  1. pousser (faire coulisser; faire glisser; pousser en avant)
    to shove
    – push roughly 1
    • shove werkwoord (shoves, shoved, shoving)
      • the people pushed and shoved to get in line1
    to push
    – make strenuous pushing movements during birth to expel the baby 1
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
      • `Now push hard,' said the doctor to the woman1
  2. pousser (bousculer)
    to push
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
  3. pousser (croître; grandir; dominer; s'envoler)
    to grow; to develop
    – grow emotionally or mature 1
    • grow werkwoord (grows, grew, growing)
      • When he spent a summer at camp, the boy grew noticeably and no longer showed some of his old adolescent behavior1
    • develop werkwoord (develops, developped, developping)
      • The child developed beautifully in her new kindergarten1
    to grow up
    – become an adult 1
    • grow up werkwoord (grows up, grew up, growing up)
    to rise
    • rise werkwoord (rises, rose, rising)
  4. pousser (prospérer; croître)
    to prosper; to thrive; to grow
    • prosper werkwoord (prospers, prospered, prospering)
    • thrive werkwoord (thrives, thrived, thriving)
    • grow werkwoord (grows, grew, growing)
  5. pousser (déplacer; repousser)
    to move over
    • move over werkwoord (moves over, moved over, moving over)
  6. pousser (pousser en avant)
    push along; to give a push
  7. pousser (pousser en avant)
    to give a push; to push on; to push
    • give a push werkwoord (gives a push, gave a push, giving a push)
    • push on werkwoord (pushes on, pushed on, pushing on)
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
  8. pousser (forcer à; insister)
    to force
    • force werkwoord (forces, forced, forcing)
  9. pousser (fermenter)
    to ferment; undergo fermentation
  10. pousser (effrayer; faire fuir; renvoyer; repousser)
    to deter; scare off; to frighten off; to frighten away
    • deter werkwoord (deters, deterred, deterring)
    • scare off werkwoord
    • frighten off werkwoord (frightens off, frightened off, frightening off)
    • frighten away werkwoord (frightens away, frightened away, frightening away)
  11. pousser (insister; solliciter)
    insist; urging
  12. pousser (presser; insister sur qc; imposer)
    insist; to persist; to urge; to press; to keep on
    • insist werkwoord
    • persist werkwoord (persists, persisted, persisting)
    • urge werkwoord (urges, urged, urging)
    • press werkwoord (presses, pressed, pressing)
    • keep on werkwoord (keeps on, kept on, keeping on)
  13. pousser (prendre sa source; naître de; germer)
    evolve out of; originate from; to arise from; to stem from
  14. pousser (pousser en avant; pousser devant soi)
    push along; to push on
  15. pousser (aguillonner; inciter; stimuler; mettre en marche; actionner)
    to drive; to prompt; to urge
    • drive werkwoord (drives, drove, driving)
    • prompt werkwoord (prompts, prompted, prompting)
    • urge werkwoord (urges, urged, urging)
  16. pousser (germer; s'épanouir)
    to germinate; to sprout; to originate; to bud; to come up; to spring
    • germinate werkwoord (germinates, germinated, germinating)
    • sprout werkwoord (sprouts, sprouted, sprouting)
    • originate werkwoord (originates, originated, originating)
    • bud werkwoord (buds, budded, budding)
    • come up werkwoord (comes up, came up, coming up)
    • spring werkwoord (springs, sprang, springing)
  17. pousser
    to nudge
    • nudge werkwoord (nudges, nudged, nudging)
  18. pousser (remuer; battre; tourner; )
    to churn; to stir
    • churn werkwoord (churns, churned, churning)
    • stir werkwoord (stirs, stirred, stirring)
  19. pousser (repousser)
    to push up
    • push up werkwoord (pushes up, pushed up, pushing up)
  20. pousser (pousser vigoureusement; grandir; surgir)
    to sprout
    • sprout werkwoord (sprouts, sprouted, sprouting)
  21. pousser (faire monter beaucoup; augmenter; gonfler; hausser; majorer)
    to force up; to puff up
    • force up werkwoord (forces up, forced up, forcing up)
    • puff up werkwoord (puffs up, puffed up, puffing up)
  22. pousser (aider; pistonner)
    to help on; to help along
    • help on werkwoord (helps on, helped on, helping on)
    • help along werkwoord (helps along, helped along, helping along)
  23. pousser (agiter; attiser; remuer; mettre en émoi; bouger)
    to stir; to agitate; to shake up; to budge
    • stir werkwoord (stirs, stirred, stirring)
    • agitate werkwoord (agitates, agitated, agitating)
    • shake up werkwoord (shakes up, shook up, shaking up)
    • budge werkwoord (budges, budged, budging)
  24. pousser (défoncer; ouvrir avec force)
    to push open
    • push open werkwoord (pushes open, pushed open, pushing open)
  25. pousser (faire avancer; améliorer; faire progresser)
    to bring forward
    • bring forward werkwoord (brings forward, brought forward, bringing forward)
  26. pousser (pousser en avant; augmenter; encourager; )
    to push on
    • push on werkwoord (pushes on, pushed on, pushing on)

Conjugations for pousser:

Présent
  1. pousse
  2. pousses
  3. pousse
  4. poussons
  5. poussez
  6. poussent
imparfait
  1. poussais
  2. poussais
  3. poussait
  4. poussions
  5. poussiez
  6. poussaient
passé simple
  1. poussai
  2. poussas
  3. poussa
  4. poussâmes
  5. poussâtes
  6. poussèrent
futur simple
  1. pousserai
  2. pousseras
  3. poussera
  4. pousserons
  5. pousserez
  6. pousseront
subjonctif présent
  1. que je pousse
  2. que tu pousses
  3. qu'il pousse
  4. que nous poussions
  5. que vous poussiez
  6. qu'ils poussent
conditionnel présent
  1. pousserais
  2. pousserais
  3. pousserait
  4. pousserions
  5. pousseriez
  6. pousseraient
passé composé
  1. ai poussé
  2. as poussé
  3. a poussé
  4. avons poussé
  5. avez poussé
  6. ont poussé
divers
  1. pousse!
  2. poussez!
  3. poussons!
  5. poussé
  6. poussant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor pousser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bud bouton de fleur
churn baratte
drive accès; actionnement; aiguillon; aller; allée; ardeur; ballade en voiture; battue; caractère; dynamisme; encouragement; entrée; excursion; force; force propulsive; impulsion; incitation; incursion; instinct; lecteur; lecteur de disque; lecteur de disquette; mise en marche; montée; moteur; petit tour; piquant; poussée; promenade; promenade à voiture; propulsion; pulsion; rafle; rampe; razzia; ressort; sortie; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus; tendance; tour; traction; traque; usage de la voiture; vitalité; voie d'accès; voie d'entrée; âme; échappée; énergie
force actionnement; armée; capacité; contrainte; effectifs; force; force armée; force de propulsion; force de traction; force militaire; force motrice; force propulsive; forces armées; forces militaires; imposer; main-d'oeuvre; mise en marche; moteur; poussée; pouvoir; pouvoirs; propulsion; puissance; traction; violence
grow fleurs; floraison
nudge baffe; beigne; butoir; cahot; choc; claque; coup; coup de pouce; coup dur; gifle; heurt; impulsion; pain; petit coup; poussée; torgnole; wizz
press maisons d'édition; presse; pressoir; éditeurs
prompt invite; message d'assistance vocal; moyen mnémotechnique; mémento; pense-bête
push bouton; butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée; transmission de type push
push open ouverture
rise accroissement; agrandissement; ascension; augmentation; butte; colline; croissance; crue; hausse; haussement; monter; monticule; montée; prendre l'air; prendre son vol; progression; progrès; rehaussement; s'élever; élévation
shake up agitation; commotion; sensation; tumulte; émoi
shove butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée
spring printemps; source
sprout bouture; fleurs; floraison; rejeton
stir chamailleries; engueulades; querelles; tumulte
urge ardeur; désir; envie; impulsion; instinct; passion; pulsion; pulsion sexuelle; tendance; volupté
urging activation; allumage; encouragement; excitation; impulsion; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulation; support; urgence
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agitate agiter; attiser; bouger; mettre en émoi; pousser; remuer agir; bouger; opérer; remuer; se mouvoir
arise from germer; naître de; pousser; prendre sa source dériver; provenir; résulter; être issu
bring forward améliorer; faire avancer; faire progresser; pousser avancer; avancer des arguments; proposer; présenter
bud germer; pousser; s'épanouir
budge agiter; attiser; bouger; mettre en émoi; pousser; remuer actionner; bouger; céder; céder la place; mettre en mouvement; reculer; remuer; s'effacer; se déplacer
churn agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner baratter; battre; fouiller; fouir; tourbillonner
come up germer; pousser; s'épanouir augmenter; croître; grandir; grossir; lever; prendre de la hauteur; réapparaître à la surface; s'agrandir; s'amplifier; s'élever; venir
deter effrayer; faire fuir; pousser; renvoyer; repousser arrêter; attarder; cesser; douter; effrayer; hésiter; lambiner; ralentir; rebuter; retarder; tarder; temporiser; tergiverser; traînailler; traînasser; traîner; être indécis
develop croître; dominer; grandir; pousser; s'envoler coloniser; devenir adulte; débrousailler; débroussailler; défricher; déployer; développer; exploiter; fonder; grandir; mûrir; ouvrir; rendre constructible; s'installer; s'épanouir; se nicher; viabiliser; établir; évoluer
drive actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler aiguillonner; conduire; convier; diriger; encourager à; enfoncer; enfoncer des pilotis; exciter; faire de l'équitation; faire du cheval; guider un cheval; inviter; piloter; pousser en avant; presser; propulser; s'empresser; stimuler; tenir le volant; être au volant
evolve out of germer; naître de; pousser; prendre sa source
ferment fermenter; pousser
force forcer à; insister; pousser brusquer; contraindre; contraindre à; contraindre à faire; dicter; enjoindre; forcer; forcer à; forcer à faire; imposer; nécessiter; obliger; obliger à; obliger à faire; ordonner; pousser à; pousser à faire; prescrire; réussir à imposer
force up augmenter; faire monter beaucoup; gonfler; hausser; majorer; pousser
frighten away effrayer; faire fuir; pousser; renvoyer; repousser
frighten off effrayer; faire fuir; pousser; renvoyer; repousser
germinate germer; pousser; s'épanouir
give a push pousser; pousser en avant
grow croître; dominer; grandir; pousser; prospérer; s'envoler accroître; agrandir; amplifier; augmenter; augmenter en hauteur; bondir; bouffir; croître; devenir adulte; dresser; décoller; enfler; gonfler; grandir; grossir; lever; monter; mûrir; prendre de la hauteur; s'accroître; s'agrandir; s'amplifier; s'enfler; s'envoler; s'élargir; s'élever; s'étendre; se dilater; se gonfler; se hisser; se retrouver au-dessus de; élever; étaler; étendre
grow up croître; dominer; grandir; pousser; s'envoler
help along aider; pistonner; pousser aider
help on aider; pistonner; pousser
insist imposer; insister; insister sur qc; pousser; presser; solliciter maintenir; ne pas reprendre
keep on imposer; insister sur qc; pousser; presser asticoter; continuer; durer; endurer; enquiquiner; entretenir; faire durer; geindre; laisser allumé; laisser continuer; persister; persévérer; rabâcher; résister; se continuer; se poursuivre; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
move over déplacer; pousser; repousser passer sur; traverser
nudge pousser buter vers; déplacer; heurter vers; pousser vers
originate germer; pousser; s'épanouir naître; se faire
originate from germer; naître de; pousser; prendre sa source descendre de; germer; provenir; provenir de; venir de; être issu de; être originaire de
persist imposer; insister sur qc; pousser; presser continuer; continuer à pousser; durer; endurer; entretenir; faire durer; laisser continuer; maintenir; persister; persévérer; résister; se continuer; se poursuivre; subir; subsister; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
press imposer; insister sur qc; pousser; presser appuyer; coincer; coller; compresser; comprimer; enfoncer; faire entrer de force; imprimer; manquer; pincer; pousser dans; presser; rogner; se saigner aux quatre veines pour; serrer; tasser; tirer; tordre
prompt actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler animer; avancer; chuchoter; couler à l'oreille; demander; entamer; enthousiasmer; inspirer; inviter; lancer; proposer; prédire; souffler; soulever; stimuler; suggérer; vivifier
prosper croître; pousser; prospérer aller bien; prospérer; réussir; s'épanouir; éclore
puff up augmenter; faire monter beaucoup; gonfler; hausser; majorer; pousser bomber; bouffer; enfler; grossir; se ballonner; se gonfler
push bousculer; faire coulisser; faire glisser; pousser; pousser en avant cogner; effectuer une transmission de type push; faire coulisser; favoriser; frapper; gourmer; négocier; placer; promouvoir; promouvoir quelque chose; repousser; taper; traiter; vendre
push along pousser; pousser devant soi; pousser en avant
push on aiguillonner; augmenter; dépêcher; encourager; faire monter; inciter; pousser; pousser devant soi; pousser en avant; propulser; stimuler activer; animer; attiser; continuer à pousser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; persévérer; presser; tisonner; éperonner
push open défoncer; ouvrir avec force; pousser ouvrir; ouvrir en faisant coulisser; ouvrir en poussant
push up pousser; repousser
rise croître; dominer; grandir; pousser; s'envoler accroître; agrandir; aller en haut; amplifier; augmenter; augmenter en hauteur; avancer; bondir; bouillonner; croître; dominer; dresser; décoller; dépasser; grandir; grossir; lever; monter; monter en grade; monter en l'air; parachever; prendre de la hauteur; promouvoir; relever; retaper; retoucher; s'accroître; s'agrandir; s'amplifier; s'envoler; s'élargir; s'élever; s'étendre; se dresser; se hisser; se lever; se mettre debout; se retrouver au-dessus de; surgir; surpasser; travailler à côté; venir en haut; élever; être promu
scare off effrayer; faire fuir; pousser; renvoyer; repousser
shake up agiter; attiser; bouger; mettre en émoi; pousser; remuer secouer
shove faire coulisser; faire glisser; pousser; pousser en avant
spring germer; pousser; s'épanouir faire ressort; être élastique
sprout germer; grandir; pousser; pousser vigoureusement; s'épanouir; surgir descendre de; germer; provenir; provenir de; venir de; être issu de; être originaire de
stem from germer; naître de; pousser; prendre sa source dater de; remonter à
stir agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner actionner; activer; agiter; attiser; bouger; effleurer; exciter à; frôler; marquer d'un point; mixer; mélanger; remuer; se mouvoir; secouer; toquer; toucher; toucher légèrement; toucher un moment; toucher à peine à
thrive croître; pousser; prospérer aller bien; prospérer; réussir
undergo fermentation fermenter; pousser
urge actionner; aguillonner; imposer; inciter; insister sur qc; mettre en marche; pousser; presser; stimuler activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; mettre en demeure; provoquer; sommer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
urging insister; pousser; solliciter
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prompt direct; directement; immédiat; immédiatement; promptement; à point; à temps
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprout germé

Synoniemen voor "pousser":


Wiktionary: pousser

pousser
verb
  1. Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.
pousser
verb
  1. draw or direct by influence
  2. To drive forward; to propel an object
  3. To urge a person; to press on; to incite to action or motion via intrinsic motivation
  4. (intransitive) to appear or sprout
  5. provoke
  6. compel (to do something)
  7. to motivate
  8. poke
  9. transitive: apply a force to (an object) so that it moves away
  10. intransitive: apply force to an object so that it moves away
  11. to come rapidly into existence
  12. to press, push, drive
Cross Translation:
FromToVia
• pousser → thrust; push; bump ↔ stoten — met een korte snelle beweging (weg)duwen
• pousser → grow ↔ groeien — groter worden
• pousser → push ↔ duwen — door druk uit te oefenen doen voortbewegen
• pousser → manoeuvre; steer; shift; maneuver; shove; propel; drag ↔ bugsieren — (transitiv), (umgangssprachlich): mit Mühe an einen anderen Ort bringen
• pousser → jostle; push ↔ drängeln — (umgangssprachlich) sich durch Drücken und Schieben in einer Menschenmenge nach vorne bewegen
• pousser → urge; push ↔ drängen — jemanden an einen Ort bewegen, ohne dass er es will
• pousser → inspire ↔ eingeben — bildlich, gehoben: jemanden oder etwas veranlassen zu etwas, jemandem etwas einräumen
• pousser → move; proceed ↔ rücken — Hilfsverb sein: seine eigene Position ändern
• pousser → shove; push ↔ schieben — einen Gegenstand durch mechanischen Druck bewegen
• pousser → nudge; prod ↔ stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren
• pousser → drive ↔ treiben — dazu zwingen, sich in eine bestimmte Richtung zu bewegen
• pousser → grow ↔ wachsen — (intransitiv) Pflanzen, Pilze: an einer bestimmten Stelle vorkommen

Verwante vertalingen van pousse







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1815 seconde
Page rendered in 1.0 seconds