Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. grosseur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor grosseur (Frans) in het Engels

grosseur:

grosseur [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la grosseur (corpulence; épaisseur; consistance; voluminosité; embonpoint)
    the corpulency
  2. la grosseur (épaisseur)
    the fatness
    • fatness [the ~] zelfstandig naamwoord

grosseur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le grosseur (renflement; bosse; enflure; boule)
    the hump; the swelling; the lump
    • hump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • swelling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor grosseur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
corpulency consistance; corpulence; embonpoint; grosseur; voluminosité; épaisseur
fatness grosseur; épaisseur
hump bosse; boule; enflure; grosseur; renflement bosse; bossu
lump bosse; boule; enflure; grosseur; renflement abcès; ampoule; blessure; bosse; bouffissure; bubon; caillot; enflure; gonflement; gros morceau; grumeau; masse; meurtrissure; morceau; motte; petit morceau; traumatisme; tumeur; tuméfaction
swelling bosse; boule; enflure; grosseur; renflement abcès; accrue; ampoule; blessure; bosse; bouffissure; bouton; bubon; bulle; contusion; croissance; enflure; gonflement; lésion; meurtrissure; quignon; traumatisme; tumeur; tuméfaction

Synoniemen voor "grosseur":


Wiktionary: grosseur

grosseur
noun
  1. property of being thick in dimension

Computer vertaling door derden: